Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1794, AWB - 19 _ 6656

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 07-04-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:1794, AWB - 19 _ 6656

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
7 april 2022
Datum publicatie
21 april 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:1794
Zaaknummer
AWB - 19 _ 6656

Inhoudsindicatie

Privaatrechtelijke dienstbetrekking? Loonheffing en vergrijpboete.

Belanghebbende, een houthandel, besteedt de plaatsing van door haar geproduceerde tuinhuisjes uit aan een viertal timmerlieden.

Alleen de aanwezigheid van een gezagsverhouding is in geschil.

De rechtbank weegt de elementen voor en tegen en oordeelt dat een gezagsverhouding aanwezig is en daarmee een privaatrechtelijke dienstbetrekking.

De vergrijpboete, hoewel terecht opgelegd vanwege grove schuld, wordt verminderd tot nihil vanwege de slechte financiële omstandigheden van belanghebbende.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 19/6656

uitspraak van 7 april 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats],

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het tijdvak 1 januari 2013 tot en met 31 december 2017 een naheffingsaanslag loonheffingen, een beschikking belastingrente en een boetebeschikking opgelegd (aanslagnummer [aanslagnummer]).

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 28 november 2019 de naheffingsaanslag, de beschikking belastingrente en de boetebeschikking gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 december 2019, ontvangen bij de rechtbank op 23 december 2019, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 345.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend. Partijen hebben vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn telkens in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 24 februari 2022 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende in de persoon van haar directeur, [naam 1], vergezeld van de gemachtigden, mr. B. Emmerig en mr. D.J.M. van Zandvoort, verbonden aan Holla Advocaten in Eindhoven en, ter bijstand, M.H.A. Rens, verbonden aan Leermakers accountants en belastingadviseurs in Hilvarenbeek, en namens de inspecteur, [inspecteur], [inspecteur] en [inspecteur]. De inspecteur heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan de rechtbank. De griffier heeft de pleitnota doorgestuurd naar belanghebbende. De pleitnota wordt met instemming van partijen geacht ter zitting te zijn voorgelezen. Van het verder op de zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift bij deze uitspraak is gevoegd.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is een vennootschap die zich bezighoudt met houthandel. De activiteiten bestaan uit het verwerken en bewerken van hout en de productie van samengestelde houten constructies zoals tuinhuisjes en overkappingen.

2.2.

Het plaatsen van de tuinhuisjes en overkappingen werd in de jaren 2013 tot en met 2017 uitbesteed aan vier uit [land] afkomstige timmerlieden, [naam 2], [naam 3], [naam 4] en [naam 5] (hierna gezamenlijk: de timmerlieden).

2.3.

Bij belanghebbende heeft een controle loonheffingen over de jaren 2013 tot en met 2017 plaatsgevonden. Tijdens de controle zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen:

  1. [naam 2] werkte sinds 2007 voor belanghebbende, [naam 3] sinds 2010, [naam 4] sinds 2012 en [naam 5] sinds 2014.

  2. De timmerlieden waren sinds de aanvang van de werkzaamheden bij belanghebbende ingeschreven bij de [land] Kamer van Koophandel en hadden een [land] BTW-nummer.

  3. Er zijn geen schriftelijke overeenkomsten gesloten tussen belanghebbende en de timmerlieden.

  4. Belanghebbende beschikte niet over een [verklaring] voor de timmerlieden. De timmerlieden beschikten niet over een verklaring arbeidsrelatie (VAR).

  5. Belanghebbende betaalde de timmerlieden een vergoeding per tuinhuisje of overkapping. De hoogte van de vergoeding werd vooraf tussen belanghebbende en de timmerlieden afgesproken.

  6. Belanghebbende gaf de timmerlieden telefonisch of per sms het adres door waar de werkzaamheden moesten worden verricht.

  7. Belanghebbende maakte het tuinhuisje of de overkapping vooraf op maat.

  8. Belanghebbende zette het materiaal klaar en zorgde, indien nodig, voor een kraan. Bij de materialen werden een bouwtekening en bevestigingsmaterialen geleverd.

  9. De timmerlieden verrichtten de montage aan de hand van de meegeleverde bouwtekening. Bij problemen konden de timmerlieden contact opnemen met belanghebbende.

  10. De timmerlieden gingen met eigen vervoer naar de werken toe, droegen eigen (veiligheids)kleding en schoenen en gebruikten eigen (hand)gereedschap.

  11. De timmerlieden presenteerden zich naar de klant toe niet als werknemers van belanghebbende.

  12. Belanghebbende maakte een offerte voor de klant voor de levering en montage van het tuinhuis of de overkapping.

  13. Als de klant akkoord was, plande belanghebbende een datum in voor de levering en montage.

  14. Belanghebbende zorgde voor de communicatie met de klant.

  15. Belanghebbende hield bij de planning rekening met de door de timmerlieden aangegeven periodes waarin zij niet konden werken.

  16. Belanghebbende was eindverantwoordelijke voor de werkzaamheden. Eventuele klachten kwamen bij belanghebbende terecht.

2.4.

Op 8 december 2017 heeft een gesprek plaatsgevonden met [naam 2]. Daarbij zijn de volgende feiten en omstandigheden naar voren gekomen:

Hij verrichtte de werkzaamheden altijd samen met [naam 5].

Hij gaf aan belanghebbende door welke periode hij kon worden ingepland. Hij kreeg dan via de telefoon of sms door waar hij de werkzaamheden moest verrichten.

Er vond niet bij iedere opdracht vooraf overleg plaats over de prijs, omdat belanghebbende wist voor welke prijs de timmerlieden een tuinhuis of overkapping plaatsten.

Doorgaans werd 10 uur per dag gewerkt met twee personen. Als het meezat kon een tuinhuisje of overkapping in één dag worden geplaatst.

Als een opdracht niet goed was uitgevoerd, nam de klant contact op met belanghebbende. Hij werd dan gebeld door belanghebbende en moest dan terug om het op te lossen. Dit was voor eigen rekening.

De eigen investeringen bestaan uit een klein busje, zonder vermelding van naam hierop en wat eigen gereedschap. Hij heeft eigen kleding zonder naamsvermelding.

2.5.

Tijdens het hoorgesprek is door belanghebbende onder meer verklaard: “Als klanten een tuinhuis bestellen, kunnen zij er voor kiezen om het tuinhuis op locatie door [belanghebbende] te laten plaatsen.”

2.6.

Met dagtekening 20 november 2018 heeft de inspecteur over de periode 2013 tot en met 2017 een naheffingsaanslag loonheffingen opgelegd van € 310.668 en € 45.112 belastingrente in rekening gebracht. Tevens heeft de inspecteur een vergrijpboete opgelegd van € 30.715. De inspecteur verwijt belanghebbende grove schuld. Wegens proportionaliteit heeft de inspecteur de vergrijpboete gematigd tot (ongeveer) 10%.

3 Geschil

3.1.

In geschil is de vraag of belanghebbende in de jaren 2013 tot en met 2017 tot de door haar ingezette timmerlieden in privaatrechtelijke dan wel fictieve dienstbetrekking stond en zodoende inhoudingsplichtig was in de zin van de Wet LB 1964.

Tevens is in geschil of de boete terecht is opgelegd.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen ontkennend en de inspecteur bevestigend.

In de naheffingsaanslag is een bedrag van € 7.500 begrepen wegens ten onrechte geclaimde premiekorting arbeidsgehandicapte over de jaren 2015 tot en met 2017. Dit bedrag is niet in geschil.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de naheffingsaanslag tot € 7.500 en vernietiging van de vergrijpboete. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing