Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2827, BRE - 19 _ 2656

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 24-05-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:2827, BRE - 19 _ 2656

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
24 mei 2022
Datum publicatie
30 mei 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:2827
Zaaknummer
BRE - 19 _ 2656

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting 2014

Enig aandeelhouder en tevens bestuurder van belanghebbende en/of een nader te noemen meester heeft eind 2010 een overeenkomst tot koop van een pand (€ 585.000) gesloten met derden (verkoper). In de koopovereenkomst is onder meer opgenomen dat het pand begin 2014 door de verkoper zal worden geleverd. Belanghebbende heeft in 2012 de opdracht aan een makelaar verstrekt om het pand te verkopen. Belanghebbende heeft begin december 2013 het pand verkocht voor € 450.000. Begin 2014 is het pand door de verkoper aan belanghebbende geleverd. Belanghebbende heeft vervolgens het pand aan de koper doorgeleverd. Het verschil tussen de aan- en verkoopprijs (verlies) heeft belanghebbende als buitengewone last opgevoerd. Volgens de inspecteur is het de aandeelhouder die het verlies heeft geleden, omdat niet is voldaan aan de voorwaarden van artikel 3:67 BW. De rechtbank ziet geen reden om de civielrechtelijke uitkomst ter zake van de verkrijging van het pand fiscaalrechtelijk niet te volgen. De rechtbank oordeelt dat de inspecteur zijn stelling dat niet is voldaan aan artikel 3:67 van het BW niet in de onderhavige fiscale procedure aan belanghebbende kan tegenwerpen. Alle standpunten van de inspecteur, die gebaseerd zijn op het niet voldoen aan de voorwaarden van artikel 3:67 BW, worden door de rechtbank verworpen. Ook heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat het verlies al was ontstaan voordat belanghebbende als meester is benoemd. Het gelijk is aan belanghebbende.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 19/2656

uitspraak van 24 mei 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [vestigingsplaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van € 72.235 (hierna: de aanslag). Gelijktijdig is bij beschikking belastingrente in rekening gebracht van € 2.477 (hierna: de rentebeschikking).

1.2.

De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 29 mei 2019 de aanslag gehandhaafd.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 7 juni 2019, ontvangen bij de rechtbank op 11 juni 2019, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 345.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 april 2022 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende, haar bestuurder [bestuurder] en haar gemachtigde, mr. P.R. Dekker verbonden aan Dekker en Smits Advocaten te Rosmalen, en namens de inspecteur, [inspecteur] , [inspecteur] en [inspecteur] .

Het beroep met zaaknummer 19/2646 ten name van [bestuurder] is gelijktijdig behandeld. Van het ter zitting verhandelde is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift met deze uitspraak naar partijen wordt verzonden.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

[bestuurder] (hierna: [bestuurder] ) is enig (middellijk) aandeelhouder van belanghebbende.

2.2.

Op 17 december 2010 heeft [bestuurder] en/of nader te noemen meester (hierna: de koper) een overeenkomst tot koop (hierna: de koopovereenkomst) van een onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [plaats] (hierna: de onroerende zaak), gesloten met derden (hierna: de verkoper).

2.3.

De door koper en verkoper overeengekomen koopprijs van de onroerende zaak bedraagt € 585.000, die bij levering van de onroerende zaak is verschuldigd. Daarnaast is in de koopovereenkomst, onder meer, bepaald (i) dat de akte van levering op 2 januari 2014, of zoveel eerder of later als partijen nader overeenkomen, zal worden gepasseerd, (ii) dat alle baten en lasten en verschuldigde canons met ingang van datum akte van levering voor rekening komen van de koper en (iii) dat op initiatief van de koper de onroerende zaak voor een bepaalde tijd wordt verhuurd aan een aan koper gelieerde huurder.

2.4.

Tussen de verkoper en de [B.V.] (later: [Groep B.V.] ) zijn huurovereenkomsten ter zake (delen van) de onroerende zaak tot stand gekomen. [Groep B.V.] is gelieerd aan [bestuurder] en belanghebbende.

2.5.

Op 7 februari 2012 is [Groep B.V.] in staat van faillissement verklaard.

2.6.

Op 1 maart 2012 is aan makelaar [makelaar] (hierna: de makelaar) de opdracht gegeven tot verkoop van de onroerende zaak. Op de eerste pagina van de opdrachtovereenkomst staat bij ‘ondergetekenden’ boven ‘opdrachtgever’ met pen bijgeschreven ‘ [belanghebbende] vertegenwoordigd door’ en daarna de volledige naam van [bestuurder] in getypte tekst. In de opdrachtovereenkomst staat voorts dat de vraagprijs is gesteld op € 620.000.

2.7.

Belanghebbende heeft op 3 december 2013 de overeenkomst tot verkoop van de onroerende zaak gesloten met een derde. De door partijen bij deze overeenkomst overeengekomen koopprijs bedraagt € 450.000.

2.8.

De notaris heeft op 29 december 2013 via e-mail de conceptakte naar de verkoper verzonden inzake de levering van de onroerende zaak aan belanghebbende op 2 januari 2014.

2.9.

De onroerende zaak is bij akte van 2 januari 2014 aan belanghebbende, de koper, geleverd. Vervolgens heeft belanghebbende, als verkoper van de onroerende zaak, op dezelfde dag de onroerende zaak aan een derde (zie 2.7) geleverd.

2.10.

Belanghebbende heeft voor het jaar 2014 de aangifte Vpb ingediend. Daarin is het negatieve verkoopresultaat van de onroerende zaak van € 140.400 (hierna: het transactieresultaat) als buitengewone last in aftrek gebracht. Volgens de aangifte bedraagt het belastbare bedrag negatief € 68.165.

2.11.

De inspecteur heeft bij de aanslagregeling de aftrek van het transactieresultaat niet geaccepteerd en het belastbare bedrag vastgesteld op € 72.235. De aanslag is in bezwaar gehandhaafd.

3 Geschil

3.1.

In geschil is het antwoord op de vraag of de inspecteur het door belanghebbende in aftrek gebrachte transactieresultaat op de onroerende zaak van € 140.400 negatief ten onrechte heeft geweigerd. De hoogte van het transactieresultaat is tussen partijen niet in geschil.

3.2.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van nihil en het vaststellen van een verlies van € 68.165. De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing