Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3470, BRE 21/1472
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3470, BRE 21/1472
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 27 juni 2022
- Datum publicatie
- 4 juli 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:3470
- Formele relaties
- Hoger beroep: ECLI:NL:GHSHE:2024:707, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- BRE 21/1472
Inhoudsindicatie
Bpm, ontvankelijkheid verzoek om teruggaaf wegens export.
Uitspraak
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/1472
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2022 in de zaak tussen
[belanghebbende]
, uit [vestigingsplaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven),
en
De inspecteur van de belastingdienst, inspecteur
( [inspecteur 1] en [inspecteur 2] ).
1 Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 24 februari 2021.
Belanghebbende heeft op 21 maart 2019 een verzoek tot teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) gedaan wegens export. Dit verzoek is niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur.
2 Wrakingsverzoek
De gemachtigde van belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting op 19 mei 2022 een wrakingsverzoek ingediend. Bij brief van 20 mei 2022 heeft de griffier de gemachtigde van belanghebbende als volgt bericht namens de behandelend rechter naar aanleiding van het wrakingsverzoek:
“In aanmerking genomen de aangevoerde gronden, passeert de rechtbank het wrakingsverzoek gelet op de beslissing van de wrakingskamer van 6 september 2021, met nummer C/02/389361 / HA RK 21-192, te publiceren onder nummer
. De zitting zal aldus doorgang vinden”.
Voor een uitgebreide motivering waarom de rechtbank in dit geval van oordeel is dat zij het wrakingsverzoek mocht passeren, verwijst de rechtbank naar de motivering van de uitspraak van 29 september 2021 die hier op vergelijkbare wijze van toepassing is.1
De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting ook nog een wrakingsverzoek gedaan op dezelfde gronden. De rechtbank is daar met dezelfde motivering aan voorbij gegaan.
3 Feiten
Belanghebbende heeft met dagtekening 18 maart 2019, ontvangen door de inspecteur op 21 maart 2019, een verzoek om teruggaaf van Bpm gedaan voor een bedrag van € 789 voor een auto met VIN nummer [VIN] wegens export van deze in Nederland geregistreerde auto. De registratie is op 22 juni 2018 beëindigd. Op 4 december 2018 is de auto in Polen geregistreerd.
De inspecteur heeft beslist dat het verzoek van belanghebbende niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek niet binnen dertien weken is gedaan na de beëindiging van de registratie van de auto. Tevens heeft de inspecteur voornoemd verzoek aangemerkt als een ambtshalve verzoek om teruggaaf en vervolgens afgewezen omdat het verzoek te laat is gedaan en bovendien de registratie in Polen na afloop van de dertien weken heeft plaatsgevonden. Tijdens de bezwaarprocedure is belanghebbende vijf maal uitgenodigd voor een hoorgesprek. Belanghebbende is steeds niet verschenen op de hoorgesprekken. De inspecteur heeft bij zijn uitspraak op bezwaar van 24 februari 2021 het bezwaar ongegrond verklaard.