Home

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-03-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:707, 22/01411 tot en met 22/01414

Gerechtshof 's-Hertogenbosch, 06-03-2024, ECLI:NL:GHSHE:2024:707, 22/01411 tot en met 22/01414

Gegevens

Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Datum uitspraak
6 maart 2024
Datum publicatie
11 april 2024
ECLI
ECLI:NL:GHSHE:2024:707
Formele relaties
Zaaknummer
22/01411 tot en met 22/01414
Relevante informatie
Art. 14a BPM, Art. 2 BPB

Inhoudsindicatie

Belanghebbende kan aan het Unierecht geen recht op teruggaaf BPM ontlenen wegens export van auto’s. Overschrijding redelijke termijn in hoger beroep.

Uitspraak

Team belastingrecht

Enkelvoudige Belastingkamer

Nummers: 22/01411 tot en met 22/01414

Uitspraak op het hoger beroep van

[belanghebbende] ,

gevestigd in [vestigingsplaats] ,

hierna: belanghebbende,

tegen de uitspraken van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (hierna: de rechtbank) van 27 juni 2022, nummers BRE 21/1472, BRE 21/1739, BRE 20/10187 en BRE 20/8333, in de gedingen tussen belanghebbende en

de inspecteur van de Belastingdienst,

hierna: de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft de door belanghebbende ingediende verzoeken om teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (hierna: Bpm) niet-ontvankelijk verklaard.

1.2.

Belanghebbende heeft hiertegen steeds bezwaar gemaakt. De inspecteur heeft uitspraken op bezwaar gedaan en de bezwaren ongegrond respectievelijk niet-ontvankelijk verklaard (zie hierna onder 2.4).

1.3.

Belanghebbende heeft tegen deze uitspraken beroep ingesteld bij de rechtbank. De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

1.4.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraken van de rechtbank hoger beroep ingesteld bij het hof.

1.5.

Belanghebbende heeft op 1 september 2022, in één geschrift, de motivering van het hoger beroep in alle zaaknummers toegezonden aan het hof. Het hof heeft deze motivering, wegens het in dit stuk gebezigde grove taalgebruik, beledigingen en aantijgingen, geweigerd. Deze motivering behoort derhalve niet tot de gedingstukken.

1.6.

Belanghebbende is in de gelegenheid gesteld om de grieven van het hoger beroep op zakelijke wijze kenbaar te maken. Belanghebbende heeft hierop op 15 december 2022 een geschoonde versie van de motivering toegezonden aan het hof.

1.7.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.8.

Belanghebbende heeft voor de zitting een pleitnota toegezonden aan het hof. De griffier heeft deze pleitnota verstrekt aan de inspecteur.

1.9.

De zitting heeft plaatsgevonden op 14 februari 2024 in ’s-Hertogenbosch. Daar zijn verschenen [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde] ), als gemachtigde van belanghebbende, en, namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

1.10.

Ter zitting heeft [gemachtigde] desgevraagd een recente machtiging getoond.

1.11.

Het hof heeft aan het einde van de zitting het onderzoek gesloten.

1.12.

Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan partijen is verzonden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft vier verzoeken tot teruggaaf van Bpm ingediend via het formulier ‘Verzoek Teruggaaf bpm wegens export van een in Nederland geregistreerd motorrijtuig’, te weten:

  1. het verzoek met dagtekening 18 maart 2019 - ontvangen door de inspecteur op 21 maart 2019 - wegens export van een in Nederland geregistreerd motorrijtuig, een Toyota C-HR met VIN eindigend op [VIN-nummer 1] (hierna: auto 1). In het verzoek staat vermeld dat de auto op 4 december 2018 is geregistreerd in Polen en dat de registratie in het Nederlands kentekenregister op 22 juni 2018 is beëindigd. De inspecteur verzoekt belanghebbende bij brieven van 22 maart 2019 en 15 april 2019 om nadere informatie. Hierop ontvangt de inspecteur een afschrift van de buitenlandse registratie van de auto.

  2. het verzoek met dagtekening 28 juni 2019 - ontvangen door de inspecteur op 3 juli 2019 - wegens export van een in Nederland geregistreerd motorrijtuig, een Honda CR-V met VIN eindigend op [VIN-nummer 2] (hierna: auto 2). Als bijlage bij het verzoek tot teruggaaf is een afschrift van de buitenlandse registratie van de auto gevoegd. In (de bijlage bij) het verzoek staat vermeld dat de auto op 15 juni 2019 is geregistreerd in Polen en dat de registratie in het Nederlands kentekenregister op 22 februari 2019 is beëindigd;

  3. het verzoek met dagtekening 1 december 2018 - ontvangen door de inspecteur op 4 december 2018 - wegens export van een in Nederland geregistreerd motorrijtuig, een Peugeot 307 SW met VIN eindigend op [VIN-nummer 3] (hierna: auto 3). Als bijlage bij het verzoek tot teruggaaf is een afschrift van de buitenlandse registratie van de auto gevoegd. In (de bijlage bij) het verzoek staat vermeld dat de auto op 21 november 2018 is geregistreerd in Polen en dat de registratie in het Nederlands kentekenregister op 27 augustus 2018 is beëindigd;

  4. het verzoek met dagtekening 21 augustus 2019 - ontvangen door de inspecteur op 22 augustus 2019 - wegens export van een in Nederland geregistreerd motorrijtuig, een Renault Clio met VIN eindigend op [VIN-nummer 4] (hierna: auto 4). Als bijlage bij het verzoek tot teruggaaf is een afschrift van de buitenlandse registratie van de auto gevoegd. In (de bijlage bij) het verzoek staat vermeld dat de auto op 8 augustus 2019 is geregistreerd in Polen en dat de registratie in het Nederlands kentekenregister op 4 mei 2019 is beëindigd.

2.2.

De inspecteur heeft met betrekking tot de onder 2.1 genoemde verzoeken het volgende beslist:

  1. het verzoek met betrekking tot auto 1 is bij beschikking met dagtekening 28 mei 2019 en beschikkingsnummer [beschikkingsnummer 1] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet is gedaan binnen 13 weken na beëindiging van de tenaamstelling van het kenteken in het Nederlands kentekenregister. Het verzoek is ambtshalve in behandeling genomen en afgewezen;

  2. het verzoek met betrekking tot auto 2 is bij beschikking met dagtekening 26 juli 2019 en beschikkingsnummer [beschikkingsnummer 2] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet is gedaan binnen 13 weken na beëindiging van de tenaamstelling van het kenteken in het Nederlands kentekenregister. Het verzoek is ambtshalve in behandeling genomen en afgewezen;

  3. het verzoek met betrekking tot auto 3 is bij beschikking met dagtekening 31 december 2018 en beschikkingsnummer [beschikkingsnummer 3] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet is gedaan binnen 13 weken na beëindiging van de tenaamstelling van het kenteken in het Nederlands kentekenregister. Het verzoek is ambtshalve in behandeling genomen en afgewezen;

  4. het verzoek met betrekking tot auto 4 is bij beschikking met dagtekening 16 september 2019 en beschikkingsnummer [beschikkingsnummer 4] niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet is gedaan binnen 13 weken na beëindiging van de tenaamstelling van het kenteken in het Nederlands kentekenregister. Het verzoek is ambtshalve in behandeling genomen en afgewezen.

2.3.

Belanghebbende heeft op respectievelijk 12 juni 2019, 8 augustus 2019, 14 januari 2019 en 12 november 2019 bezwaar gemaakt tegen de beschikkingen. Belanghebbende heeft steeds verzocht te worden gehoord.

2.4.

De inspecteur heeft de bezwaren bij uitspraken van respectievelijk 24 februari 2021, 9 maart 2021, 2 december 2020 en 24 augustus 2020 ongegrond (auto’s 1, 2 en 3) respectievelijk niet-ontvankelijk (auto 4) verklaard. De inspecteur heeft ter zake van auto 3 een ambtshalve teruggaaf verleend van € 466. Dit is overeenkomstig het door belanghebbende ingediende verzoek tot teruggaaf.

2.5.

Belanghebbende heeft op respectievelijk 31 maart 2021, 16 april 2021, 16 december 2020 en 3 september 2020 beroep ingesteld.

2.6.

De rechtbank heeft de beroepen ongegrond verklaard.

3 Geschil en conclusies van partijen

3.1.

In geschil is het antwoord op de volgende vragen:

  1. Heeft belanghebbende op grond van het Unierecht recht op een teruggave van Bpm wegens de export van de auto’s?

  2. Heeft belanghebbende recht op een immateriële schadevergoeding?

  3. Heeft belanghebbende recht op vergoeding van werkelijke proceskosten?

3.2.

Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank en toewijzing van de door hem ingenomen standpunten. De inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.

4 Gronden

5 Beslissing