Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3474, 20/10187

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 27-06-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3474, 20/10187

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
27 juni 2022
Datum publicatie
4 juli 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3474
Zaaknummer
20/10187

Inhoudsindicatie

Bpm, ontvankelijkheid verzoek om teruggaaf wegens export.

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 20/10187

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 juni 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

De inspecteur van de belastingdienst, inspecteur

([inspecteur 1] en [inspecteur 2]).

1 Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 2 december 2020.

1.2.

Belanghebbende heeft op 4 december 2018 een verzoek tot teruggaaf van belasting van personenauto’s en motorrijwielen (Bpm) gedaan wegens export. Dit verzoek is niet-ontvankelijk verklaard. Belanghebbende heeft daartegen bezwaar gemaakt.

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

De rechtbank heeft het beroep op 3 juni 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur.

2 Wrakingsverzoek

2.1.

De gemachtigde van belanghebbende heeft voorafgaand aan de zitting op 19 mei 2022 een wrakingsverzoek ingediend. Bij brief van 20 mei 2022 heeft de griffier de gemachtigde van belanghebbende als volgt bericht namens de behandelend rechter naar aanleiding van het wrakingsverzoek:

“In aanmerking genomen de aangevoerde gronden, passeert de rechtbank het wrakingsverzoek gelet op de beslissing van de wrakingskamer van 6 september 2021, met nummer C/02/389361 / HA RK 21-192, te publiceren onder nummer

ECLI:NL:RBZWB:2021:4494. De zitting zal aldus doorgang vinden”.

Voor een uitgebreide motivering waarom de rechtbank in dit geval van oordeel is dat zij het wrakingsverzoek mocht passeren, verwijst de rechtbank naar de motivering van de uitspraak van 29 september 2021 die hier op vergelijkbare wijze van toepassing is.1

2.2.

De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting ook nog een wrakingsverzoek gedaan op dezelfde gronden. De rechtbank is daar met dezelfde motivering aan voorbij gegaan.

3 Feiten

3.1.

Belanghebbende heeft met dagtekening 1 december 2018, ontvangen door de inspecteur op 4 december 2018, een verzoek om teruggaaf van Bpm gedaan voor een bedrag van € 466 voor een auto met VIN nummer [VIN nummer] wegens export van deze in Nederland geregistreerde auto. De registratie is op 27 augustus 2018 beëindigd. Op 21 november 2018 is de auto in Polen geregistreerd.

3.2.

De inspecteur heeft beslist dat het verzoek van belanghebbende niet-ontvankelijk is, omdat het verzoek niet binnen dertien weken is gedaan na de beëindiging van de registratie van de auto. Tevens heeft de inspecteur voornoemd verzoek aangemerkt als een ambtshalve verzoek om teruggaaf. Omdat de registratie in Polen binnen de termijn van dertien weken heeft plaatsgevonden heeft de inspecteur ambtshalve een teruggaaf verleend voor het volledige bedrag. Tijdens de bezwaarprocedure heeft op 7 september 2020 een hoorgesprek plaatsgevonden.

4 Beoordeling door de rechtbank