Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3940, 19/5982

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:3940, 19/5982

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
25 juli 2022
Datum publicatie
3 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:3940
Zaaknummer
19/5982
Relevante informatie
Art. 3.25 Wet IB 2001, Art. 3.29 Wet IB 2001, Art. 8 lid 1 Wet Vpb 1969

Inhoudsindicatie

Voor deze uitspraak is geen samenvatting gemaakt.

Uitspraak

Belastingrecht, meervoudige kamer

Locatie: Breda

Zaaknummer BRE 19/5982

uitspraak van 25 juli 2022

Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] ,

belanghebbende,

en

de inspecteur van de Belastingdienst,

de inspecteur.

1 Ontstaan en loop van het geding

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2014 een aanslag vennootschapsbelasting opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 124.985 (de aanslag). Bij gelijktijdig gegeven beschikking is € 5.148 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Bij uitspraak op bezwaar van 11 oktober 2019 heeft de inspecteur belanghebbendes bezwaar tegen de aanslag gedeeltelijk toegewezen en de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar bedrag van € 66.638. De beschikking belastingrente is dienovereenkomstig verminderd tot € 1.949.

1.3.

Belanghebbende heeft daartegen bij brief van 20 november 2019, ontvangen bij de rechtbank op 21 november 2019, beroep ingesteld. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 345.

1.4.

De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

1.5.

Belanghebbende heeft vóór de zitting nadere stukken ingediend. Deze stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij.

1.6.

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 april 2022 te Breda.

Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens belanghebbende, [naam] , vergezeld door de gemachtigde van belanghebbende, mr. J.T. Gommer, verbonden aan Gommer & Partners Pensioen Advocaten te Tilburg, en namens de inspecteur, [naam 2] , [naam 3] en [naam 4] . Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

1.7.

De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten nadat partijen ter zitting mondeling overeenstemming hebben bereikt over een compromis. Daarbij is afgesproken dat partijen uiterlijk op 10 mei 2022 de nadere (cijfermatige) uitwerking van het compromis in de vorm van een vaststellingsovereenkomst bij de rechtbank zouden indienen. De rechtbank heeft deze vaststellingsovereenkomst niet ontvangen.

1.8.

Na sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank per e-mails van 10 mei 2022, 17 mei 2022 en 20 juni 2022 stukken ontvangen van belanghebbende. De inspecteur heeft een brief met bijlagen verstuurd met dagtekening 31 mei 2022, die is ingekomen op 7 juni 2022. De stukken zijn in afschrift verstrekt aan de wederpartij. De rechtbank heeft deze stukken opgevat als bevestiging dat geen vaststellingsovereenkomst tot stand is gekomen en heeft hierin geen aanleiding gezien om het onderzoek te heropenen. Bij de beoordeling van het geschil zijn deze stukken dan ook buiten beschouwing gelaten.

2 Feiten

Op grond van de stukken van het geding en het verhandelde ter zitting staat het volgende vast:

2.1.

Belanghebbende is opgericht op [datum] 1998. De heer [naam] ( [naam] ) is sinds de oprichting de enige aandeelhouder en directeur van belanghebbende.

2.2.

Op 1 april 1998 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van belanghebbende pensioenrechten toegekend aan [naam] . Deze pensioenrechten zijn vastgelegd in een pensioenbrief van 3 april 1998 (de pensioenbrief 1998).

2.3.

Met ingang van het jaar 2006 heeft belanghebbende een pensioenvoorziening op haar fiscale balans opgenomen.

2.4.

Op 22 mei 2012 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van belanghebbende besloten de pensioenrechten van [naam] te wijzigen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2010. In de notulen van de vergadering is het volgende vermeld:

“Vaststelling Pensioendotaties

De jaarlijkse pensioendotatie voor 2010 is vastgesteld op EUR 1950.00, voor 2010 en voor volgende jaren. Wanneer op enigerlei wijze blijkt dat dit bedrag onjuist is, bv tgv wettelijke wijzigingen, wijzigingen inkomen, wijzigingen situatie, etc, etc, dan wordt het dotatiebedrag op verzoek van de heer [naam] aangepast naar de op dat moment, voor dat jaar van toepassing zijnde bedragen en/of condities.

Indien voorgaande tot gevolg heeft dat er "bijstorting", extra dotatie, plaats dient te vinden om aan een voor dat jaar berekend doelvermogen te voldoen, dan voldoet [belanghebbende] daar op verzoek van de heer [naam] , aan.

Voorgaande is expliciet, om te vermijden dat er jaarlijks pensioenberekeningen plaats dienen te vinden, waarvan de kosten in zijn algemeenheid in ongunstige verhouding staan tot de waarde van het pensioen en de pensioendotatie.”

2.5.

De gewijzigde pensioenrechten zijn vastgelegd in een pensioenbrief van 28 augustus 2012 (de pensioenbrief 2012). In de pensioenbrief 2012 zijn onder meer de volgende bepalingen opgenomen:

“Conform de beslissing van de aandeelhoudersvergadering dd. 22-Mei-2012 zegt [belanghebbende] naar aanleiding van de recente opvraag tot effectuering daar omtrent door [naam] , aan [naam] toe:

- In aanvulling op de pensioendotaties uit voorgaande (2009 en eerdere) jaren, wordt een jaarlijkse pensioendotatie ad EUR 1950 vanaf het jaar 2010 van toepassing.

- Wanneer op enigerlei wijze blijkt dat het bedrag ad EUR 1950 onjuist is, bv tgv wettelijke wijzigingen, wijziging inkomen, wijziging situatie etc, etc, dan zegt [belanghebbende] aan [naam] toe dat de pensioen toezegging uit het voorgaande lid, in deze aangepast wordt tot het wettelijk fiscaal maximum, onder de condities van de op dat moment vigerende wetgeving.

- De pensioen toezegging en daarmee het dotatiebedrag wordt naar de op dat moment, naar de voor dat jaar van toepassing zijnde bedragen, zijnde het fiscale maximum en condities, conform de op dat moment vigerende wetgeving daaromtrent, aangepast en de nieuwe situatie wordt op enig moment vastgelegd middels een aanvullend of hernieuwd pensioendocument, met de relevante detaillering.

- Gegeven het voorgaande, is de verwachting dat de aanpassingen in pensioendocumenten en pensioendotatie schoksgewijs zullen plaatsvinden.”

2.6.

Op 30 juni 2017 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van belanghebbende besloten de pensioenovereenkomst tussen [naam] en belanghebbende per die datum om te zetten in een premievrije overeenkomst, zonder verdere opbouw van pensioenaanspraken.

2.7.

Op 25 augustus 2017 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van belanghebbende besloten de pensioenrechten van [naam] te wijzigen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2014. De gewijzigde pensioenrechten zijn vastgelegd in een pensioenovereenkomst van 25 augustus 2017 (de pensioenovereenkomst 2017). Op dezelfde datum is een addendum bij de pensioenovereenkomst 2017 getekend, waarin de pensioenrechten met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 worden gewijzigd.

2.8.

De aangifte vennootschapsbelasting 2014 is op 13 juni 2016 ingediend. Hierin is een pensioenvoorziening van € 55.364 verantwoord.

2.9.

Naar aanleiding van de ingediende aangifte heeft de inspecteur op 23 februari 2017 vragen gesteld met betrekking tot de geclaimde voorkoming van dubbele belasting, die door belanghebbende zijn beantwoord.

2.10.

Op 30 augustus 2017 heeft belanghebbende een herziene aangifte vennootschapsbelasting 2014 ingediend. Hierin is een pensioenvoorziening van € 103.656 verantwoord.

2.11.

Naar aanleiding van de stijging van de pensioenvoorziening heeft de inspecteur nadere vragen aan belanghebbende gesteld. Belanghebbende heeft in reactie hierop informatie verstrekt.

2.12.

Bij het opleggen van de aanslag, met dagtekening 20 oktober 2018, is de pensioenvoorziening door de inspecteur vastgesteld op € 9.750.

2.13.

Gedurende de bezwaarfase heeft belanghebbende op verzoek van de inspecteur nadere informatie verstrekt over de pensioenvoorziening, waaronder diverse stukken en berekeningen, en heeft op 10 mei 2019 een hoorgesprek plaatsgevonden.

2.14.

In de periode van mei 2019 tot en met oktober 2019 is er zowel per e-mail als telefonisch uitvoerig contact geweest tussen de gemachtigde van belanghebbende en de inspecteur. In deze periode zijn door beide partijen compromisvoorstellen gedaan. Dit overleg heeft uiteindelijk niet geleid tot een compromis.

2.15.

Bij de uitspraak op bezwaar is de pensioenvoorziening door de inspecteur vastgesteld op € 68.097.

3 Geschil

3.1.

Tussen partijen is in geschil of de pensioenvoorziening ultimo 2014 terecht is gecorrigeerd naar een bedrag van € 68.097. Daarnaast is in geschil of de inspecteur heeft gehandeld in strijd met het motiveringsbeginsel of het zorgvuldigheidsbeginsel.

3.2.

Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die daartoe door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken en hetgeen zij hieraan ter zitting hebben toegevoegd.

3.3.

Belanghebbende concludeert tot gegrondverklaring van het beroep, vernietiging van de uitspraak op bezwaar en vermindering van de aanslag tot een berekend naar een belastbaar bedrag van € 31.079.

3.4.

De inspecteur concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4 Beoordeling van het geschil

5 Proceskosten

6 Beslissing