Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4144, 21/1776

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 26-07-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4144, 21/1776

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
26 juli 2022
Datum publicatie
1 augustus 2022
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2022:4144
Zaaknummer
21/1776
Relevante informatie
Artikel 1:2 Awb, Artikel 23a Wet MRB 1994

Inhoudsindicatie

mrb; afdracht op aangifte; bijzonder tarief; geen procesbelang

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 21/1776

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 juli 2022 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [woonplaats] , belanghebbende,

en

De inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1 Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 13 april 2021.

1.2.

Belanghebbende heeft over het tijdvak 20 december 2020 tot en met 19 maart 2021 op aangifte motorrijtuigenbelasting voldaan.

1.3.

De inspecteur heeft het door belanghebbende daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

1.4.

De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep op 12 juli 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen namens de inspecteur, [naam] . Belanghebbende was niet aanwezig.

1.6.

Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 25 mei 2022 op het adres [adres] te [woonplaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 29 mei 2022 is afgehaald bij een PostNL-punt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende staat met ingang van 20 maart 2020 in het kentekenregister geregistreerd als houder van het motorrijtuig met kenteken [kenteken] , merk [motorrijtuig] , type [type] (hierna: het motorrijtuig).

2.2.

Het motorrijtuig heeft een datum eerste toelating en een datum eerste inschrijving in Nederland van 20 maart 2020.

2.3.

Als gevolg van de tenaamstelling is op 8 april 2020 een mededeling specificatie incasso verzonden.

2.4.

Op 26 februari 2021 heeft belanghebbende door middel van automatische incasso ter zake van het motorrijtuig over het tijdvak 20 december 2020 tot en met 19 maart 2021 een bedrag van € 332 aan motorrijtuigenbelasting op aangifte voldaan.

2.5.

De inspecteur heeft het daartegen door belanghebbende gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

2.6.

Belanghebbende heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.

2.7.

Belanghebbende heeft op 10 maart 2021 voor het motorrijtuig een verzoek om toepassing van het bijzonder tarief voor kampeerauto’s in de zin van artikel 23a van de Wet op de Motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: het bijzonder tarief) ingediend. Bij beschikking van 19 april 2021 is het bijzonder tarief met terugwerkende kracht toegepast met ingang van 20 december 2020. Over de periode 20 maart 2020 tot en met 19 december 2020 is het bijzonder tarief niet verleend.

3 Beoordeling door de rechtbank

3.1.

Voordat aan de beoordeling van de inhoudelijke beroepsgronden kan worden toegekomen, moet worden beoordeeld in hoeverre het beroep ontvankelijk is.

3.2.

De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

3.3.

Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad1 dat een beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard als de indiener van dat rechtsmiddel geen belang daarbij heeft. Daarvan is sprake als het aanwenden van het rechtsmiddel, ongeacht de gronden waarop het steunt, hem niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot het bestreden besluit en eventuele bijkomende (rechterlijke) beslissingen zoals die met betrekking tot proceskosten en griffierecht.

3.4.

De rechtbank overweegt dat bij beschikking van 19 april 2021 het bijzonder tarief met terugwerkende kracht is toegepast met ingang van 20 december 2020. De rechtbank is gelet hierop van oordeel dat het beroep belanghebbende niet in een betere positie kan brengen met betrekking tot de in geding zijnde op aangifte voldane motorrijtuigenbelasting over het tijdvak 20 december 2020 tot en met 19 maart 2021 en de eventuele bijkomende beslissingen. Met andere woorden: belanghebbende stelt recht te hebben op het bijzondere tarief voor de motorrijtuigenbelasting en heeft dat voor de periode waar de rechtbank in deze zaak naar kan kijken – het tijdvak 20 december 2020 tot en met 19 maart 2021 – al toegewezen gekregen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat belanghebbende geen processueel belang heeft bij het onderhavige beroep.

4 Conclusie en gevolgen