Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-08-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4865, AWB - 20 _ 7554
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-08-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:4865, AWB - 20 _ 7554
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 18 augustus 2022
- Datum publicatie
- 14 september 2022
- Zaaknummer
- AWB - 20 _ 7554
- Relevante informatie
- Art. 229 lid 1 aanhef en onderdeel b Gemw, Art. 229b lid 1 Gemw
Inhoudsindicatie
Leges. Opbrengstlimiet overschreden. Verordening is onverbindend. Vernietiging aanslag.
Uitspraak
Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 20/7554
uitspraak van 18 augustus 2022 van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [woonplaats] , belanghebbende,
gemachtigde: [gemachtigde]
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal, de heffingsambtenaar.
1 Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft belanghebbende met dagtekening 4 juli 2018 een nota leges ten bedrage van € 14.314,12 gezonden voor de indiening van een aanvraag voor een omgevingsvergunning. Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
In de uitspraak op bezwaar van 12 juli 2020 heeft de heffingsambtenaar het bezwaar ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft hiertegen beroep ingesteld.
De heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de zitting van 14 april 2022. Hierbij waren belanghebbende en haar gemachtigde aanwezig. De heffingsambtenaar heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam] .
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.
2 Overwegingen
Belanghebbende heeft op 1 februari 2013 een aanvraag ingediend voor een bouwvergunning voor het oprichten van zes woningen (appartementen verdeeld over drie bouwlagen) en twee kantoren op een perceel gelegen aan de [adres] te [plaats] . De gevraagde vergunning is op 27 augustus 2013 verleend. Voor het in behandeling nemen van de voornoemde aanvraag is een bedrag van € 8.482,92 aan leges in rekening gebracht. Belanghebbende heeft de leges voldaan. Van de verleende vergunning is geen gebruik gemaakt.
Op 8 februari 2018 heeft belanghebbende opnieuw een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor hetzelfde perceel, nu voor de bouw van 13 kleine woningen en twee kantoren. De gevraagde omgevingsvergunning is verleend op 7 juni 2018, conform de aanvraag.
Op 4 juli 2018 zijn leges in rekening gebracht voor de voornoemde op 8 februari 2018 ingediende aanvraag. De nota met factuurnummer [nummer] van in totaal € 14.314,12 is opgebouwd uit een bedrag van € 14.606,25 voor Leges bouwen vgl art. 2.3.1 minus € 292,13 aan legeskorting 2% digitaal ingediend.
In geschil tussen partijen is of de nieuwe aanvraag voor de omgevingsvergunning, van 2018, moet worden gezien als een aanvraag voor een geringe wijziging van het oorspronkelijke, uit 2013 daterende, bouwplan. Verder is tussen partijen in geschil of de opbrengstlimiet overschreden is. Indien die laatste vraag ontkennend moet worden beantwoord, ligt nog de vraag voor of de aanslag moet worden vernietigd, omdat het bedrag van deze aanslag veel hoger is, dan die voor de vergunning uit 2013.
Nu de beroepsgrond met betrekking tot de opbrengstlimiet het meest verstrekkend is, zal de rechtbank deze als eerste bespreken.
De relevante wettelijke bepalingen zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Bij de beoordeling van een geschil inzake de opbrengstlimiet zijn de regels rond stelplicht en bewijslast van belang zoals deze door de Hoge Raad zijn vastgesteld.1 Die regels omtrent de bewijslastverdeling kunnen als volgt kort worden samengevat.
Indien een belanghebbende overschrijding van de opbrengstlimiet aan de orde stelt, ligt het op de weg van de heffingsambtenaar inzicht te geven in de raming van baten en lasten welke in de begroting zijn opgenomen. Hierbij hoeft niet ten aanzien van alle in de begroting opgenomen posten zekerheid of een volledig inzicht te bestaan. Van de heffingsambtenaar mag niet worden verwacht dat hij van alle in de verordening en de bijbehorende tarieventabel genoemde diensten afzonderlijk en op controleerbare wijze vastlegt hoe de kosten ter zake daarvan zijn geraamd. Omdat de bewijslast van de feiten die overschrijding van de opbrengstlimiet onderbouwen op belanghebbende rust, dient hij, nadat de heffingsambtenaar aldus inzicht heeft verschaft, voldoende gemotiveerd te stellen waarom naar zijn oordeel ten aanzien van een of meer bepaalde posten in de raming redelijke twijfel bestaat of sprake is van een ‘last ter zake’. Vervolgens dient de heffingsambtenaar nadere inlichtingen te verschaffen. Aan die inlichtingen mag geen zwaardere eis worden gesteld dan dat deze functionaris naar vermogen – dat wil zeggen in de mate waarin hij daartoe in de gegeven omstandigheden in redelijkheid in staat is – duidelijk maakt op grond waarvan hij de stellingen van belanghebbende betwist, en waarom dus naar zijn oordeel de door belanghebbende opgeworpen twijfel ongegrond is.
Belanghebbende heeft de heffingsambtenaar verzocht om inzicht te verschaffen in de ramingen met betrekking tot de leges omgevingsvergunning. De heffingsambtenaar heeft verwezen naar de pagina’s 38 en 39 van het Bijlagenboek Programmabegroting 2018. Hij verwijst naar de rubriek Ruimte en Wonen, waaronder de omgevingsvergunningen vallen. De heffingsambtenaar heeft verder aangevoerd dat voor de totale rubriek Ruimte en wonen voor het jaar 2018 de begrote lasten (€ 16.370,823,00) de begrote baten (€ 13.685.205,00) overtreffen.
De rechtbank stelt vast dat uit de informatie van de heffingsambtenaar volgt dat de begrote baten met betrekking tot de omgevingsvergunning voor 2018 respectievelijk € 1.408.508,00 en € 31.637,00 bedragen (pagina 39). Verder volgt uit pagina 38 dat de begrote lasten voor het jaar 2018 € 837.736,00 bedragen.
Als het gaat om de heffing van leges voor omgevingsvergunningen overschrijden de begrote baten de begrote lasten. Dat voor de totale rubriek Ruimte en wonen de begrote lasten wél de begrote baten overschrijden, maakt dit niet anders. De toets is immers of de begrote baten van de Verordening op de heffing en invordering van leges 2018 (Verordening) de lasten ter zake niet overschrijden. In dit geval gaat het dan alleen om de baten en lasten met betrekking tot de omgevingsvergunningen.
Onder de Verordening vallen, gezien de Tarieventabel leges 2018, ook andere aanvragen zoals het verstrekken van reisdocumenten, rijbewijzen, enzovoort. Indien dergelijke dienstverlening gepaard gaat met hogere lasten dan baten, dan kunnen deze worden verrekend met het overschot ten aanzien van de omgevingsvergunning (kruissubsidiëring)2.
De heffingsambtenaar heeft het vereiste inzicht hierin, ook desgevraagd ter zitting, niet verschaft. Nu de heffingsambtenaar niet de vereiste inlichtingen heeft verstrekt, brengt dat met zich mee dat niet kan worden beoordeeld of verrekening als hiervoor bedoeld mogelijk is.
De rechtbank stelt dan ook vast dat de opbrengstlimiet is overschreden.
De rechtbank staat vervolgens voor de beantwoording van de vraag of dit moet leiden tot gehele of gedeeltelijke onverbindend verklaring van de Verordening.
Er is sprake van strijd met het voorschrift van artikel 229b, lid 1, van de Gemeentewet, omdat de raming van de lasten van de beoordeling van de omgevingsvergunning lager is dan de baten, en die baten daarom niet, althans niet volledig, dienen ter dekking van de kosten van de vergunningverlening. In zo’n geval geldt in beginsel dat de tariefstelling in de gemeentelijke verordening slechts partieel onverbindend is, namelijk voor zover de geraamde baten uitgaan boven de geraamde lasten. Van algemene onverbindendheid is echter sprake indien (a) het de gemeente op voorhand duidelijk moet zijn geweest dat de desbetreffende post(en) (in zoverre) niet diende(n) ter dekking van de kosten waarvoor het recht of de rechten op grond van artikel 229, lid 1, letters a en b, van de Gemeentewet en de desbetreffende verordening mochten worden geheven, en bovendien (b) na de eliminatie van de desbetreffende bedragen uit de lastenraming, de geraamde baten in betekenende mate uitgaan boven het gecorrigeerde bedrag van de geraamde lasten.
Van in betekenende mate is sprake indien de geraamde baten tien procent of meer uitgaan boven het gecorrigeerde bedrag van de geraamde lasten.3
Nu de overschrijding van de opbrengstlimiet met ongeveer 67% is overschreden, zijn de geraamde baten naar het oordeel van de rechtbank in betekenende mate hoger dan de geraamde lasten. Gelet op de hoogte van de overschrijding was deze ook kenbaar. Dit brengt de rechtbank tot de conclusie dat de Verordening in haar geheel onverbindend is en de aanslag moet worden vernietigd.
Gelet op het vorenstaande slaagt de beroepsgrond met betrekking tot de opbrengstlimiet. Het beroep zal gegrond worden verklaard. De overige geschilpunten behoeven geen bespreking meer.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient de heffingsambtenaar het betaalde griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.
De rechtbank veroordeelt de heffingsambtenaar in de door belanghebbende gemaakte proceskosten. De proceskosten worden berekend volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De heffingsambtenaar wordt veroordeeld om de kosten van rechtsbijstand te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank vast op € 2.059,00 (1 punt met een waarde van € 541,00 voor het indienen van het bezwaarschrift, en 1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een wegingsfactor 1, en een waarde per punt van € 759,00).
3 Beslissing
De rechtbank verklaart
- het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar, alsmede de aanslag;
- gelast dat de heffingsambtenaar het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 354,00 aan deze vergoedt;
- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 2.059,00.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.G.J.M. de Weert, rechter, in aanwezigheid van mr. M.A.M. van Meer, op 18 augustus 2022 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak mede te ondertekenen.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Aan deze uitspraak hoeft eerst uitvoering te worden gegeven als de uitspraak onherroepelijk is geworden. De uitspraak is onherroepelijk als niet binnen zes weken na verzending van de uitspraak een rechtsmiddel is aangewend of onherroepelijk op het aangewende rechtsmiddel is beslist (artikel 27h, derde lid en artikel 28, zevende lid AWR).
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.
Bijlage:
Gemeentewet
Op grond van artikel 229, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gemeentewet kunnen rechten worden geheven ter zake van het genot van, door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten.
Verordening op de heffing en invordering van leges 2018 (Verordening)
Artikel 2, aanhef en onder a, van de Verordening luidt:
Onder de naam “leges” worden rechten geheven voor het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten; een en ander zoals genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
Artikel 5, eerste lid, van de Verordening luidt:
De leges worden geheven naar de maatstaven en tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
Artikel 9 van de Verordening luidt:
Gehele of gedeeltelijke vermindering of teruggaaf van leges voor een in de bij deze verordening behorende tarieventabel omschreven dienst wordt verleend overeenkomstig een met betrekking tot die dienst in die tarieventabel opgenomen bepaling.
Artikel 8.1.1.6 van de bij de Verordening behorende Tarieventabel (Tarieventabel) luidt:
Bouwperceel: een aaneengesloten stuk grond waarop de aanvraag betrekking heeft.
Artikel 2.3 van de Tarieventabel luidt:
Het tarief voor het in behandeling nemen van een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een project bedraagt: de som van de verschuldigde leges voor de verschillende activiteiten of handelingen waaruit het project geheel of gedeeltelijk bestaat en waarop de aanvraag betrekking heeft en de verschuldigde leges voor de extra toetsen die in verband met de aanvraag moeten worden uitgevoerd, berekend naar de tarieven en overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk en hoofdstuk 4 van deze titel. In afwijking van de vorige volzin kan ook per activiteit, handeling of andere grondslag een legesbedrag worden gevorderd.
Artikel 2.3.1. van de Tarieventabel luidt:
Indien de aanvraag om een omgevingsvergunning betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid onder a, van de Wabo, bedraagt het tarief, onverminderd het bepaalde in de andere onderdelen van dit hoofdstuk indien tevens sprake is van de in die onderdelen bedoelde activiteiten,
2.3.1.1.3, indien de bouwkosten € 200.000,00 of meer bedragen doch minder dan € 1.000.000,00, vermeerderd met 2,29% van het bedrag waarmee die bouwkosten € 200.000,00 te boven gaan met een maximum van € 22.395,00.