Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-02-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:673, BRE 18/6015
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-02-2022, ECLI:NL:RBZWB:2022:673, BRE 18/6015
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 10 februari 2022
- Datum publicatie
- 4 maart 2022
- ECLI
- ECLI:NL:RBZWB:2022:673
- Zaaknummer
- BRE 18/6015
Inhoudsindicatie
Precariobelasting. Gedoogplicht?
De gemeente heeft in het verleden een concessie verleend aan de rechtsvoorganger van belanghebbende. In geschil is of de concessie rechtsgeldig is opgezegd en zo nee, of deze een privaatrechtelijke gedoogplicht inhoudt. De rechtbank is van oordeel dat de concessie niet rechtsgeldig is opgezegd. De concessie houdt, gelet op de context en de bewoordingen daarvan, voor de gemeente echter geen privaatrechtelijke gedoogplicht in zodat zij precariobelasting mocht heffen. Het beroep is daarom ongegrond.
Uitspraak
Belastingrecht
Zaaknummer BRE 18/6015
Uitspraak van 10 februari 2022 van de meervoudige kamer in de zaak tussen
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] , belanghebbende,
gemachtigde: [vertegenwoordiger van belanghebbende 2]
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Geertruidenberg, de heffingsambtenaar,
gemachtigde: [gemachtigde]
1 Procesverloop
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een aanslag precariobelasting (hierna: de aanslag) met aanslagnummer [aanslagnummer] opgelegd voor een bedrag van € 156.259,80.
Belanghebbende heeft hiertegen bezwaar gemaakt. De heffingsambtenaar heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 juli 2018 het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot een bedrag van € 152.103,96.
Belanghebbende heeft beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 december 2021 te Breda. Aldaar zijn namens belanghebbende verschenen en gehoord, [vertegenwoordiger van belanghebbende 1] , [vertegenwoordiger van belanghebbende 2] , [vertegenwoordiger van belanghebbende 3] , en namens de heffingsambtenaar, [adviseur van de heffingsambtenaar] en [gemachtigde] .
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om partijen in de gelegenheid te stellen nader in overleg te treden. Bij fax van 6 januari 2022 heeft de heffingsambtenaar de rechtbank bericht dat partijen niet tot overeenstemming zijn gekomen.
De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en een uitspraak aangekondigd.
2 Feiten
Belanghebbende is een drinkwaterbedrijf en levert drinkwater in (onder andere) de gemeente Geertruidenberg.
Bij brief van 14 november 1921 is aan de rechtsvoorganger van belanghebbende het besluit van de gemeente van 7 november 1921 bekend gemaakt waarin aan de rechtsvoorganger van belanghebbende een concessie is verleend. Hierin staat vermeld:
‘De Raad der gemeente Geertruidenberg;
Gezien de aanvrage dd. 14 juli 1921 der [rechtsvoorganger belanghebbende] om haar concessie te verleenen tot het leveren van water en tot het leggen en hebben van buisleidingen en tot het bedryf dienstige electrische geleidingen in, onder, over en boven de voor den openbaren dienst bestemde gemeente-eigendommen;
Gezien het voorstel van De burgemeester en Wethouders van 4 november 1921;
Gezien het advies van de Gezondheidscommissie zetelende te Oosterhout van 14 juli 1921.
BESLUIT:
aan de [rechtsvoorganger belanghebbende] de gevraagde vergunning te verleenen onder de, by dit besluit gevoegde en geteekende voorwaarden en bepalingen en onder voorbehoud dat de aan andere Gemeenten toegekende of toe te kennen byzondere gunstige bepalingen ook aan de Gemeente Geertruidenberg, zullen worden toegekend.
Aldus gedaan ter openbare vergadering van den Raad der Gemeente Geertruidenberg van 7 november 1921.
(..)’
Bij het besluit van 7 november 1921 zijn als bijlage de concessievoorwaarden gevoegd. Artikel 2 van deze voorwaarden luidt:
‘1. Aan de concessionarisse wordt het recht verleend tot het leggen en hebben van buisleidingen, alsmede van electrische geleidingen ten dienste van haar waterleidingbedrijf, in, onder, over of boven de aan den openbaren dienst bestemde gemeente-eigendommen; blijvende het uitdrukkelijk aan de concessionarisse overgelaten zich van de vergunning van derden te voorzien, voor zoover deze voorleggen en hebben van buizen en geleidingen noodig mocht zijn.
2. Voor het in het vorige lid verleende recht wordt, behoudens het bepaalde in het volgend lid, tijdens den duur dezer concessie onder geen vorm betaling of andere vergoeding gevorderd, dan met goedkeuring van den Minister van Arbeid, als bedoeld in artikel dertien der Overeenkomst van 28 september 1920.
3. Als vergoeding voor het in het eerste lid verleende recht wordt aan de gemeente toegestaan het water, benoodigd voor brandblussching door de van harentwege daartoe aangewezen personen, kosteloos te onttrekken aan de leidingen van de concessionarisse door middel van tot dit doel door de concessionarisse in hare leidingen aan te brengen en te onderhouden brandkranen, zooals nader is bepaald in artikel 18.’
Bij besluit van 21 augustus 1969 is de concessie voor onbepaalde tijd verlengd.
Bij brief van 15 december 2016 heeft de gemeente Geertruidenberg de concessie per 15 maart 2017 opgezegd. Belanghebbende heeft zich hiertegen verzet. Partijen zijn hierover – vruchteloos – in overleg gegaan. Bij brief van 1 oktober 2019 heeft de gemeente belanghebbende nogmaals, voor zover het geval de rechter zou oordelen dat de eerdere opzegging zonder rechtsgevolg was gebleven, aangezegd de concessie op te zeggen, ditmaal per 1 januari 2020. Belanghebbende heeft zich ook tegen deze opzegging verzet.
3 Geschil
Tussen partijen is in geschil of belanghebbende in het kalenderjaar 2017 terecht is aangeslagen voor de precariobelasting.