Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-02-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1100, BRE 22/583
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-02-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1100, BRE 22/583
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 februari 2023
- Datum publicatie
- 31 maart 2023
- Zaaknummer
- BRE 22/583
- Relevante informatie
- Art. 3.111 Wet IB 2001, Art. 3.120 lid 1 Wet IB 2001, Art. 30i AWR
Inhoudsindicatie
Aanslag IB/PVV 2018
Aftrekbare kosten EW: notariskosten inzake akte van verdeling aftrekbaar?
Revisierente terecht in rekening gebracht bij afkoop lijfrenteverzekering?
Uitspraak
Zittingsplaats Maastricht
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/583
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2023 in de zaak tussen
[bedrijf]
, uit [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
1 Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 16 december 2021.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 35.770 (de aanslag). Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belastingrente van € 304 en revisierente van € 2.122 (de beschikking revisierente) in rekening gebracht.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de aanslag verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 34.520 en de belastingrente dienovereenkomstig verminderd. De beschikking revisierente heeft de inspecteur gehandhaafd.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 23 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur [inspecteur].
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.
2 Feiten
Belanghebbende was in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met [ex-partner] (hierna: de ex-partner). De echtscheiding is op 1 september 2017 uitgesproken.
Belanghebbende en de ex-partner waren ieder en voor de onverdeelde helft eigenaar van een woning die in gebruik was als eigen woning als bedoeld in artikel 3.111 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: Wet IB 2001).
Belanghebbende en de ex-partner hebben een echtscheidingsconvenant gesloten. Daarin is, voor zover van belang en zakelijk weergegeven, het volgende overeengekomen:
- -
-
de eigen woning wordt aan belanghebbende toebedeeld onder de verplichting om de op deze woning rustende hypothecaire lening voor haar rekening te houden en deze te voldoen als haar eigen schuld met uitsluiting van de ex-partner; en
- -
-
de bij ASR Levensverzekeringen (ASR) afgesloten beleggingsverzekering onder polisnummer [polisnummer] (de polis), die premievrij is gemaakt, wordt zonder verrekening toebedeeld aan belanghebbende.
De ex-partner heeft in het verleden de betaalde premies inzake de polis als
inkomensvoorziening in aanmerking genomen in de aangiften IB/PVV voor de jaren 1999 tot en met 2002.
Belanghebbende heeft in 2018 aan ASR verzocht de polis op haar naam te stellen. Gelijktijdig is verzocht om afkoop van de polis.
Belanghebbende heeft voor het jaar 2018 de aangifte IB/PVV ingediend. In de aangifte is onder meer aangegeven: de uitkering van ASR van € 10.610, de daarop ingehouden loonheffing van € 5.518 en als financieringskosten ten behoeve van de eigen woning: (i) notariskosten van € 749, (ii) bemiddelingskosten tussenpersoon € 1.250 en (iii) andere kosten € 250.
De inspecteur is bij de aanslagregeling van de ingediende aangifte afgeweken en heeft de notariskosten van € 749 en bemiddelingskosten van € 1.250 niet in aftrek toegelaten. Daarnaast heeft de inspecteur de beschikking revisierente vastgesteld.
De inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar de bemiddelingskosten tussenpersoon van € 1.250 in aftrek toegelaten.
De notaris heeft belanghebbende de volgende bedragen in rekening gebracht:
Kosten akte van verdeling
Tarief akte van verdeling € 471,29
Inschrijving geheel perceel KIK € 77,00
Kosten inzages € 54,00
21% omzetbelasting over € 525,29 € 110,31
Diversen
Dossierkosten € 30,00
Bemiddelingskosten [X] € 1.250,00
21% omzetbelasting over € 30,00 € 6,30
3 Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt of belanghebbende de notariskosten van € 749 in aftrek mag brengen, en of de inspecteur terecht de beschikking revisierente heeft vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende. Belanghebbende heeft ter zitting haar beroepsgronden inzake de algemene beginselen van behoorlijk bestuur ingetrokken.
Kosten notaris
Ingevolge artikel 3.120, aanhef en onderdeel a van de Wet inkomstenbelasting 2001 zijn - voor zover hier van belang - de aftrekbare kosten met betrekking tot een eigen woning het gezamenlijke bedrag van de renten van schulden, kosten van geldlening daaronder begrepen, die behoren tot de eigenwoningschuld. De rechtbank stelt voorop dat op belanghebbende de last rust om aannemelijk te maken dat de notariskosten van € 749 kwalificeren als ‘kosten van geldleningen die behoren tot de eigenwoningschuld’
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de kosten inzake de akte van verdeling een wezenlijk onderdeel waren voor het verkrijgen van het ontslag van hoofdelijke aansprakelijkheid van de ex-partner en een aangepaste hypotheek. De akte van verdeling maakt onderdeel uit van de oorspronkelijke hypotheekakte. Zonder de akte zou geen hypotheek worden verkregen. Haar aandeel in de eigenwoningschuld (de lening) is immers toegenomen. De dossierkosten hebben betrekking op de akte van verdeling, aldus nog steeds belanghebbende.
Volgens de inspecteur zien de betreffende kosten op de akte van verdeling waardoor het aandeel van belanghebbende in de woning van 50% naar 100% toeneemt. De gemaakte notariskosten zien derhalve niet op kosten van geldleningen die tot de eigenwoningschuld behoren.
De rechtbank stelt vast dat de akte van verdeling, gelet op de inhoud daarvan, op de uitvoering van het echtscheidingsconvenant ziet inzake de verdeling en levering van woning van de echtelieden. In deze akte is ook vastgelegd dat de hypotheeknemer, belanghebbende en de ex-partner overeengekomen zijn dat de ex-partner uit de hoofdelijke aansprakelijkheid ter zake van de hypotheekschuld met ingang van 1 augustus 2017 wordt ontslagen. Belanghebbende was al voor de gehele schuld (hoofdelijk) aansprakelijk. De rechtbank is daarom van oordeel dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat de notariskosten van € 749 kosten zijn die rechtstreeks voortvloeien uit het opnemen, verlengen of aflossen van de eigenwoningschuld. Hiertoe behoren onder andere wel taxatiekosten, afsluitprovisies en hypotheekaktekosten.1 Dergelijke kosten zijn hier niet aan de orde.
Revisierente
Niet in geschil is dat belanghebbende de polis, waarvan de betaalde premies in het verleden als inkomensvoorzieningen in aanmerking zijn genomen, heeft afgekocht. Eveneens is niet in geschil dat de revisierente conform de wettelijke bepalingen uit Hoofdstuk VA van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: AWR) door de inspecteur in rekening is gebracht. Belanghebbende betoogt dat indien de polis door de ex-partner, die arbeidsongeschikt is, was afgekocht er geen revisierente was verschuldigd. Dat maakt het onredelijk dat de inspecteur nu revisierente in rekening brengt. De ex-partner wilde volgens belanghebbende nergens aan meewerken en dus heeft belanghebbende het goedbedoeld zelf moeten regelen. De polis is bij echtscheiding aan belanghebbende toegedeeld wegens onderbedeling.
Zoals gezegd is niet in geschil is dat de inspecteur conform de wet revisierente van € 2.122 (20 percent2 van € 10.616) in rekening heeft gebracht. Het standpunt van belanghebbende in het kader van de gestelde onredelijkheid, kan belanghebbende in deze procedure niet baten. De revisierente vloeit namelijk rechtstreeks voort uit de wet. De rechter is niet bevoegd de innerlijke waarde of billijkheid van de wet te toetsen.3
Indien het standpunt van belanghebbende zo moet worden opgevat dat de revisierente achterwege moet blijven omdat zij bij het overeenkomen van de bedeling zich niet bewust was dat er revisierente verschuldigd zijn zou, dan geldt dat voor de verschuldigdheid van de revisierente het niet van belang is of iemand (volledig) op de hoogte is bij welke feiten en omstandigheden revisierente wordt berekend. Dat standpunt kan daarom niet slagen.
Belastingrente
Het beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op de belastingrente. Belanghebbende heeft geen zelfstandige gronden tegen de in rekening gebrachte belastingrente aangevoerd. De rechtbank ziet geen aanleiding af te wijken van de belastingrentebeschikking. Hierbij wijst de rechtbank erop dat het bedrag van de belastingrente het bedrag van de aanslag volgt.