Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-03-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1900, BRE 21/2397
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 23-03-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:1900, BRE 21/2397
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 23 maart 2023
- Datum publicatie
- 11 april 2023
- Zaaknummer
- BRE 21/2397
- Relevante informatie
- Art. 15, lid 1, onderdeel h WBRV, Art. 4 WBRV, Art. 5c Uitv besl RV
Inhoudsindicatie
Juridische splitsing en overdrachtsbelasting
Belanghebbende was voor 50% aandeelhouder van de splitsende vennootschap. Bij de zuivere juridische splitsing heeft belanghebbende een nieuwe vennootschap opgericht aan wie al het onroerend goed van de splitsende vennootschap is toebedeeld. De nieuwe vennootschap kwalificeert als een onroerend-goedlichaam in de zin van artikel 4 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (WBR). De inspecteur heeft in verband met de uitreiking van de aandelen in het onroerend-goedlichaam aan belanghebbende een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd onder verwijzing naar het Besluit van de Staatssecretaris van 25 mei 2018. De rechtbank is van oordeel dat de vrijstelling van artikel 15, lid 1, onderdeel h WBR van toepassing is, omdat onder “verkrijging” in de zin van dat artikel ook de verkrijging van de aandelen in de nieuwe vennootschap door belanghebbende moet worden gerekend. Het beroep is gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/2397
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
De inspecteur van de belastingdienst.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de inspecteur van 25 april 2021.
De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 11 februari 2021 een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting opgelegd van € 9.176 (aanslagnummer [aanslagnummer]). Daarbij is een bedrag van € 56 aan belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft de naheffingsaanslag en de in rekening gebrachte belastingrente bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 9 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende, drs. [gemachtigde] en namens de inspecteur [inspecteur] en [inspecteur]. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgesteld waarvan een afschrift bij deze uitspraak is gevoegd.