Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-05-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:3123, BRE - 21 _ 4984, 21 _ 4985, 21 _ 4986 en 21 _ 4987
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-05-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:3123, BRE - 21 _ 4984, 21 _ 4985, 21 _ 4986 en 21 _ 4987
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 9 mei 2023
- Datum publicatie
- 26 mei 2023
- Zaaknummer
- BRE - 21 _ 4984, 21 _ 4985, 21 _ 4986 en 21 _ 4987
- Relevante informatie
- Art. 8:75a Awb
Inhoudsindicatie
Compensatieregeling artikel 27 Verdrag Nederland België, RSZ-premies
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/4984, 21/4985, 21/4986 en 21/4987
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 20 februari 2020, 14 oktober 2021, 28 oktober 2021, en 11 november 2021.
De inspecteur heeft aan belanghebbende aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2016, 2017 en 2018 en een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2016 opgelegd. Bij gelijktijdige beschikkingen heeft de inspecteur belastingrente in rekening gebracht (belastingrentebeschikkingen). Het betreft de volgende aanslagen:
Zaaknr. |
Soort |
Jaar |
Dagtekening |
Aanslagnummer |
Belasting |
Rente |
21/4984 |
IB/PVV |
2016 |
29 november 2019 |
[aanslagnummer].H.66.01 |
€ 9.832 |
- |
21/4985 |
Zvw |
2016 |
29 november 2019 |
[aanslagnummer].W.66.01.4 |
€ 488 |
- |
21/4986 |
IB |
2017 |
16 april 2020 |
[aanslagnummer].H.76.01 |
€ 4.149 |
€ 17 |
21/4987 |
IB |
2018 |
19 augustus 2021 |
[aanslagnummer].H.86.01 |
€ 5.249 |
€ 25 |
Bij de aanslag IB voor het jaar 2016 was rekening gehouden met € 84 compensatie zoals bedoeld in artikel 27 van het belastingverdrag tussen Nederland en België1 (hierna: de compensatieregeling). De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV 2016 bij uitspraak op bezwaar van 28 oktober 2021 gegrond verklaard en de aanslag verminderd tot een te betalen bedrag van € 8.892. Die vermindering had geheel betrekking op de premieheffing doordat voor de periode van 1 augustus 2016 tot en met 31 december 2016 vrijstelling van premieheffing is verleend. Verder heeft de inspecteur bij de uitspraak op bezwaar de vermindering op grond van de compensatieregeling gecorrigeerd naar nihil.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag Zvw 2016 bij uitspraak op bezwaar van 20 februari 2020 gegrond verklaard en de aanslag Zvw 2016 verminderd tot een bijdrage-inkomen van nihil.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen IB/PVV 2017 en 2018 bij uitspraken op bezwaar van 14 oktober 2021 en 11 november 2021 afgewezen.
De rechtbank heeft de beroepen op 2 maart 2023, gelijktijdig met de beroepen van belanghebbende met zaaknummers 22/13, 22/14, 22/15 en 22/16, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, zijn gemachtigde, en namens de inspecteur, [inspecteur] en [inspecteur].
Aan het einde van de zitting heeft de rechtbank het onderzoek voor de onderhavige zaken geschorst en bepaald dat de zaken worden aangehouden om belanghebbende in de gelegenheid te stellen aanvullende stukken te overleggen.
Van hetgeen is besproken ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift op 14 maart 2023 aan partijen is verzonden.
Belanghebbende heeft aanvullende stukken aan de rechtbank toegezonden. De inspecteur heeft daarop een reactie aan de rechtbank toegezonden.
De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.