Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-05-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:3612, BRE - 22 _ 753

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-05-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:3612, BRE - 22 _ 753

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
25 mei 2023
Datum publicatie
9 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:3612
Zaaknummer
BRE - 22 _ 753
Relevante informatie
Art. 8.1 Wet IB 2001, Art. 8.11 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

IB/PVV 2019, arbeidskorting.

Belanghebbende was een gedeelte van het jaar 2019 niet belasting- en premieplichtig voor de IB en PVV (de buitenlandse periode). Het andere gedeelte van het jaar 2019 was belanghebbende binnenlands belastingplichtig voor de IB en premieplichtig voor de PVV (de binnenlandse periode). Partijen houdt verdeeld of het begrip arbeidsinkomen – waarvan de hoogte van de arbeidskorting afhankelijk is gesteld – zo moet worden uitgelegd dat daaronder mede moet worden begrepen het door belanghebbende in de buitenlandse periode genoten loon. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de wettekst niet worden afgeleid dat de wetgever heeft beoogd om in de berekening van de arbeidskorting arbeidsinkomsten te betrekken uit een periode waarin in het geheel geen sprake is van (binnenlandse- c.q. buitenlandse)belastingplicht voor de Wet IB 2001. De rechtbank ziet geen aanleiding om voor de berekening van het premiedeel van de arbeidskorting uit te gaan van een andere uitleg van het begrip arbeidsinkomen dan voor de berekening van het IB-deel van de arbeidskorting.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Eindhoven

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 22/753

[belanghebbende], uit [plaats], [staat] (Verenigde Staten), belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 28 januari 2022.

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2019 opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 29.128.

1.2.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslag IB/PVV 2019 bij uitspraak op bezwaar van 28 januari 2022 afgewezen.

1.3.

De rechtbank heeft het beroep op 13 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende, en namens de inspecteur, [inspecteur], [inspecteur] en [inspecteur].

Feiten

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep

Informatie over sprongcassatie