Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-06-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4146, 20/10237

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-06-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4146, 20/10237

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
14 juni 2023
Datum publicatie
21 juni 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:4146
Zaaknummer
20/10237
Relevante informatie
Art. 7 Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting

De rechtbank is van oordeel dat op grond van het Besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 22 december 2017, nr. 2017-16288 de vergoedingen die worden betaald voor een spellenkraam in het attractiepark zijn belast naar het lage tarief. Naar normaal spraakgebruik is de kraam een attractie. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat de spellenkraam een integrerend onderdeel van het attractiepark is. Belanghebbende kan aan het Besluit het in rechte te honoreren vertrouwen ontlenen dat de gevraagde vergoeding wordt aangemerkt als betalingen voor het toegang verlenen tot het attractiepark.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 20/10237

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juni 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats], belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 20 november 2020.

1.1.

De inspecteur heeft met dagtekening 26 juni 2020 de ‘Beschikking omzetbelasting teruggaaf’ over het tijdvak mei 2020 vastgesteld. Het bedrag van de teruggaaf is vastgesteld op € 2.645.

1.2.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.3.

De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Bij separate brief heeft de inspecteur stukken aan de rechtbank overgelegd en een beroep op (gedeeltelijke) geheimhouding als bedoeld in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht gedaan. Deze stukken zijn ook in een geschoonde versie aan belanghebbende overgelegd.

1.4.

De geheimhoudingskamer van de rechtbank heeft op 28 mei 2021 op het beroep van de inspecteur op (gedeeltelijke) geheimhouding van bepaalde stukken beslist. De geheimhoudingskamer heeft het verzoek om geheimhouding toegewezen. De beslissing van de geheimhoudingskamer is op 8 juni 2021 naar partijen verzonden.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep op 3 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens belanghebbende: de gemachtigde van belanghebbende bijgestaan door [gemachtigde] en [gemachtigde] (allen verbonden aan [kantoor]), [eigenaar] (eigenaar), en namens de inspecteur [inspecteur] en [inspecteur].

Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.

Feiten

Beoordeling door de rechtbank

“POST B 14

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep