Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4561, BRE_22_964_ev
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-06-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4561, BRE_22_964_ev
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 juni 2023
- Datum publicatie
- 4 juli 2023
- Zaaknummer
- BRE_22_964_ev
- Relevante informatie
- Art. 8:51a Awb, Art. 8:80a Awb
Inhoudsindicatie
Tussenuitspraak; Bestuurlijke lus; Bezwaar onterecht niet-ontvankelijk verklaard ivm motiveringsgebrek. Voor zover bezwaren niet-ontvankelijk zijn verklaard ivm overschrijding bezwaartermijn is sprake van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. Inspecteur termijn gesteld voor herstel.
Uitspraak
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/964 tot en met 22/1083
[belanghebbende B] , gevestigd te Cala Egos, Spanje,
[belanghebbende C] , gevestigd te Cala Egos, Spanje,
belanghebbenden,
(gemachtigde: [gemachtigde]),
en
Procesverloop
1. In de uitspraken op bezwaar van 17 januari 2022 heeft de inspecteur de bezwaren van belanghebbenden tegen belastingaanslagen loonbelasting, omzetbelasting en vennootschapsbelasting niet-ontvankelijk verklaard.
2. Belanghebbenden hebben tegen deze uitspraken op bezwaar beroep ingesteld.
3. De inspecteur heeft verweerschriften ingediend.
4. De rechtbank heeft de beroepen op 27 juni 2023 op een regiezitting behandeld. Belanghebbenden hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. Namens de inspecteur zijn verschenen [verweerders].
Overwegingen
5. De belanghebbenden hebben een groot aantal beroepen ingesteld in verband met aan hen opgelegde belastingaanslagen. De rechtbank heeft in dat verband de uitspraken op bezwaar van de inspecteur beoordeeld. De rechtbank heeft geconstateerd dat er gebreken kleven aan (de totstandkoming van) de uitspraken op bezwaar. De rechtbank is namelijk van oordeel dat sprake is van onterechte niet-ontvankelijkverklaringen voor zover deze berusten op het argument dat de bezwaren niet (voldoende) gemotiveerd zijn. Voor zover de niet-ontvankelijkverklaringen berusten op het argument dat sprake is van termijnoverschrijdingen, is sprake van een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel. De inspecteur heeft namelijk niet (voldoende) onderzocht of sprake is van verschoonbaarheid van de termijnoverschrijdingen1, en tevens geen waarschuwing gegeven dat het niet binnen een termijn geven van een geldige verschoonbaarheidsreden tot niet-ontvankelijkheid kan leiden.2 De rechtbank merkt volledigheidshalve op dat zij – gelet op het aantal ingestelde beroepen – niet uitputtend per bezwaarprocedure de juistheid van de uitspraken op bezwaar heeft getoetst. De reden daarvoor is dat de rechtbank bij een groot aantal uitspraken op bezwaar heeft geconstateerd dat deze niet de rechterlijke toets kunnen doorstaan. Daarbij is ook geconstateerd dat de gang van zaken in de bezwaarfase steeds erg op elkaar lijkt. De rechtbank acht het daarom vanuit praktische overwegingen aangewezen dat een herbeoordeling van alle uitspraken op bezwaar plaatsvindt. De rechtbank weegt daarbij mee dat partijen hebben volstaan met het innemen van algemene stellingen over de ontvankelijkheid in bezwaar, terwijl de betreffende beoordeling per bezwaar(procedure) moet plaatsvinden. De rechtbank heeft partijen dit ter zitting voorgehouden. . Belanghebbenden en de inspecteur hebben ter zitting ingestemd met het toepassen van de zogenaamde bestuurlijke lus.
6. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om de inspecteur in de gelegenheid te stellen de gebreken te herstellen. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen de inspecteur de gebreken kan herstellen op vier maanden na verzending van deze tussenuitspraak.
7. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.
Beslissing
De rechtbank:
- stelt de inspecteur in de gelegenheid om binnen vier maanden na verzending van deze tussenuitspraak de gebreken te herstellen en de rechtbank te laten weten of en zo ja in hoeverre er reden is voor wijziging van de uitspraak op bezwaar en de standpunten in beroep;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze tussenuitspraak is gedaan door mr. S.A.J. Bastiaansen, rechter, in aanwezigheid van P. van der Hoeven, griffier, op 30 juni 2023 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
griffier |
rechter |
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: