Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-07-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4695, BRE 21/1079

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-07-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:4695, BRE 21/1079

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
6 juli 2023
Datum publicatie
12 juli 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:4695
Zaaknummer
BRE 21/1079
Relevante informatie
Art. 11 lid 1 onderdeel g Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting. Medische vrijstelling.

Belanghebbende sluit overeenkomsten met huisartsenpraktijken, waarbij wordt overeengekomen dat werknemers worden ingezet als praktijkondersteuners huisartsenzorg somatiek bij de huisartsenpraktijken. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een feitelijke situatie die overeenkomt met een overeenkomst van opdracht. Er is in beginsel sprake van gezondheidskundige verzorging van de mens zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, onderdeel g, sub 1° a, van de Wet OB. Belanghebbende heeft echter niet aannemelijk gemaakt of en in hoeverre de ingezette praktijkondersteuners voldoen aan de beroepskwalificaties. Belanghebbende komt geen beroep toe op de medische vrijstelling.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 21/1079

uitspraak van de meervoudige kamer van 6 juli 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , gevestigd te [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

de inspecteur van de belastingdienst.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 29 januari 2021.

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de tijdvakken gelegen in de periode 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 een naheffingsaanslag in de omzetbelasting opgelegd voor een bedrag van € 611.765. Gelijktijdig met de vaststelling van de naheffingsaanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 123.100 aan belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).

1.2.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.

1.3.

De rechtbank heeft het beroep op 21 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende [naam 1] en [naam 2], de gemachtigde van belanghebbende en zijn kantoorgenoten [naam 3], [naam 4] en [naam 5] en namens de inspecteur [inspecteur], [inspecteur] en [inspecteur].

Feiten

Huisartsenpraktijk (…)

Artikel 2 — De huisartsenpraktijk

Artikel 3 — Kwaliteit, vervanging en scholing

Artikel 4 — De dienstverlening

Artikel 5 — Tarief dienstverlening, facturatie en betaling

Artikel 6 — Duur

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep