Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-08-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5727, 22/5028
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 17-08-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:5727, 22/5028
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 17 augustus 2023
- Datum publicatie
- 22 augustus 2023
- Zaaknummer
- 22/5028
- Relevante informatie
- Art. 18 Wet LB, Art. 19b Wet LB, Art. 20 AWR
Inhoudsindicatie
X was tot zijn overlijden in 2002 bestuurder en enig aandeelhouder van belanghebbende. In 2002 heeft (blijkens notulen) een algemene vergadering van aandeelhouders van belanghebbende plaatsgevonden waarin aan de orde was de toekenning van pensioenrechten aan X. De notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders en de bijbehorende aanvullende arbeidsovereenkomst, waarin een regeling is opgenomen voor het ouderdomspensioen, een weduwenpensioen en een wezenpensioen, zijn niet ondertekend. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een rechtsgeldige pensioenovereenkomst die schriftelijk is vastgelegd ondanks de ontbrekende handtekeningen. Doordat belanghebbende een vaststellingsovereenkomst heeft gesloten met de nabestaande van X, waarin is opgenomen dat de nabestaande geen beroep meer zou kunnen doen op de pensioenovereenkomst, is sprake van het prijsgeven van een pensioenaanspraak in de zin van de Wet LB.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5028
[belanghebbende] B.V., gevestigd te [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: mr. J.T. Gommer),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 19 september 2022.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een naheffingsaanslag loonheffingen van € 514.862 opgelegd over het tijdvak 1 februari 2017 tot en met 1 april 2017 (de naheffingsaanslag).
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gedeeltelijk gegrond verklaard en de naheffingsaanslag verminderd tot € 339.481.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Met dagtekening 19 mei 2023 heeft de gemachtigde van belanghebbende een brief met aanvullende beroepsgrond aan de rechtbank gezonden.
De rechtbank heeft het beroep op 25 mei 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen:
- -
-
namens belanghebbende, [naam 1] , [naam 2] , mr. E.C.H.M. van Vlerken, [naam 3] en de gemachtigde van belanghebbende, vergezeld van mr. M.K.A. van Slagmaat; en
- -
-
namens de inspecteur, mr. P.J.H. Schalkwijk, mr. CA.H Luijken en [inspecteur] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht zes weken later uitspraak te doen.
De rechtbank heeft op 20 juni 2023 een brief ontvangen van de inspecteur. Op 28 juni 2023 heeft de rechtbank van de gemachtigde van belanghebbende een reactie op voornoemde brief ontvangen.