Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-09-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6007, 22/2550

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-09-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6007, 22/2550

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
1 september 2023
Datum publicatie
28 november 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:6007
Zaaknummer
22/2550
Relevante informatie
Art. 20b Wet Vpb 1969, Art. 13 Wet Vpb 1969

Inhoudsindicatie

Artikel 20b van de Wet Vpb. Herziening eerder vastgesteld verlies. Afwaarderingsverlies op leningen aan gelieerde partij.

Belanghebbende heeft leningen verstrekt aan haar minderheidsaandeelhouders. De leningen zijn in 2015 oninbaar gebleken en belanghebbende heeft een afwaarderingsverlies op de leningen in aanmerking genomen. De inspecteur heeft het verlies over 2015 herzien, omdat hij van mening is dat de leningen onzakelijk waren en niet ten laste van de winst konden worden afgewaardeerd. Naar het oordeel van de rechtbank zijn een aantal leningen onzakelijk, en een aantal niet. Het voorzien in een adequaat bestuur voor belanghebbende is in dit geval niet aan te merken als bijzondere omstandigheid die het onzakelijk karakter van de leningen wegneemt. Verder acht de rechtbank een afwaardering in verband met een creditering niet onzakelijk, omdat niet aannemelijk is geworden dat een onafhankelijke derde hiervoor een rente zou zijn overeengekomen. Omdat de afwaarderingen niet zijn uitgesplitst per lening, ziet de rechtbank aanleiding om het onderzoek te heropenen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Eindhoven

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 22/2550

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 september 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] B.V. (rechtsopvolgster van [B.V. 1] ), statutair gevestigd in [vestigingsplaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. P.M.J.M. Martens),

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 april 2022.

1.1.

De inspecteur heeft bij beschikking het verlies van [B.V. 1] . ( [B.V. 1] ) voor het jaar 2015 herzien als bedoeld in artikel 20b, derde lid, van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (Wet Vpb) en het verlies vastgesteld op € 335.009 (de herzieningsbeschikking).

1.2.

Nadien heeft een fusie tussen [B.V. 1] en belanghebbende plaatsgevonden, waarbij [B.V. 1] de verdwijnende vennootschap was en belanghebbende de verkrijgende vennootschap. In het vervolg van de uitspraak zal [B.V. 1] daarom worden aangeduid als ‘belanghebbende’.

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de herzieningsbeschikking gehandhaafd.

1.4.

De rechtbank heeft het beroep op 21 juli 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door mr. L.P.F. Smits (kantoorgenoot gemachtigde) en [naam 1] ( voormalig middellijk bestuurder belanghebbende), en namens de inspecteur: drs. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de inspecteur terecht het verlies heeft herzien en heeft vastgesteld op € 335.009. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.

3. De rechtbank is van oordeel dat sprake is van een nieuw feit op grond waarvan de inspecteur de herzieningsbeschikking kon vaststellen. Hij heeft ook niet het vertrouwen gewekt dat hij het verlies niet zou herzien. Een aantal van de door belanghebbende verstrekte leningen is zakelijk en een aantal is onzakelijk. De onzakelijke leningen kunnen niet ten laste van de winst worden afgewaardeerd. In zoverre is de herzieningsbeschikking terecht. De rechtbank ziet aanleiding om het onderzoek te heropenen voor nader feitenonderzoek om de hoogte van het verlies te kunnen bepalen. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

Beoordeling door de rechtbank

Conclusie en heropening van het onderzoek

Beslissing

Rechtsmiddel