Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-10-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6794, 21/5064
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 04-10-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6794, 21/5064
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 4 oktober 2023
- Datum publicatie
- 21 november 2023
- Zaaknummer
- 21/5064
- Relevante informatie
- Art. 220 Gemw, Art. 6:10 Awb
Inhoudsindicatie
OZB-gebruiker en rioolheffing-gebruiker
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/5064
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx),
en
de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant (gemeente Breda), de heffingsambtenaar.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 15 oktober 2021.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende op één aanslagbiljet met dagtekening 31 oktober 2020 een aanslag ‘onroerendezaakbelasting-gebruiker’ en ‘rioolheffing gebruiker niet-woning’ opgelegd voor het jaar 2020 (de aanslagen).
Belanghebbende heeft op 1 februari 2021 bezwaar gemaakt tegen de aanslagen.
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard. Hij heeft daarbij de aanslag rioolheffing gebruiker niet-woning ambtshalve herzien tot een berekend over de periode 1 januari 2020 tot 1 februari 2020.
De rechtbank heeft het beroep op 23 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben belanghebbende en zijn gemachtigde deelgenomen. Namens de heffingsambtenaar heeft de heer [heffingsambtenaar] deelgenomen via een videoverbinding.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt of de bezwaren van belanghebbende terecht niet-ontvankelijk zijn verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
3. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de bezwaren van belanghebbende onterecht niet-ontvankelijk verklaard. Het beroep is daarom gegrond. De rechtbank ziet aanleiding om de zaak zelf af te doen. Zij is van oordeel dat de aanslag onroerendezaakbelasting-gebruiker onterecht is opgelegd en de aanslag rioolheffing-gebruiker naar een te hoog bedrag. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Belanghebbende stond op enig moment in het Handelsregister ingeschreven met de eenmanszaak “[naam]”. De eenmanszaak had als [vestigingsadres] (het object). Belanghebbende heeft op 24 februari 2020 opgaaf aan de Kamer van Koophandel gedaan dat de vestiging per 29 januari 2020 is opgeheven.
5. De inschrijving in het Handelsregister heeft plaatsgevonden nadat belanghebbende met een derde was overeengekomen dat hij, belanghebbende, het object zou gaan exploiteren. Aan de overeenkomst is uiteindelijk geen uitvoering gegeven.