Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-10-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6806, BRE 22/4710
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 02-10-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6806, BRE 22/4710
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 2 oktober 2023
- Datum publicatie
- 20 oktober 2023
- Zaaknummer
- BRE 22/4710
- Relevante informatie
- Art. 4.12 Wet IB 2001, Art. 27e AWR
Inhoudsindicatie
Belanghebbende, inwoner van België en dga van een Nederlandse vennootschap (de vennootschap), heeft alle aandelen in die vennootschap vervreemd aan een derde. Daarbij is een deel van de koopprijs voldaan door middel van de overname van een vordering die de vennootschap op belanghebbende had. De inspecteur heeft bij wijze van navordering belanghebbendes inkomen uit aanmerkelijk belang gecorrigeerd, omdat volgens hem het samenstel van de aandelenverkoop en de schuldovername leidt tot ‘verkapt dividend’ ter zake waarvan het heffingsrecht aan Nederland toekomt. De rechtbank oordeelt dat sprake is van omkering en verzwaring van de bewijslast die, anders dan belanghebbende meent, de gehele navorderingsaanslag raakt. Het door de inspecteur geschatte inkomen uit aanmerkelijk belang kan de redelijkheidstoets echter niet doorstaan. De rechtbank verwerpt in dit verband het beroep van de inspecteur op de toepasselijkheid van de leerstukken: (i) relatieve simulatie, (ii) zelfstandige fiscale kwalificatie en (3) fraus tractatus. Het door de inspecteur vastgestelde inkomen uit aanmerkelijk belang moet daarom worden verminderd tot nihil.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/4710
[belanghebbende] , uit [plaats 1] (België), belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 september 2022.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 324.788 en een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van € 885.571. Daarbij heeft de inspecteur premie volksverzekeringen geheven over een premie-inkomen van € 16.576.
Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur € 52.070 belastingrente (belastingrentebeschikking) en € 25.677 revisierente (revisierentebeschikking) in rekening gebracht.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende gegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de navorderingsaanslag verminderd en de belastingrente- en revisierentebeschikking in overeenstemming daarmee verminderd. Bij de vermindering van de navorderingsaanslag is het premiedeel verminderd tot nihil.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Met dagtekening 18 juli 2023 heeft de inspecteur zijn verweerschrift aangevuld.
Met dagtekening 10 augustus 2023 heeft belanghebbende een nader stuk ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 24 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen namens belanghebbende, de gemachtigde, en namens de inspecteur, [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en mr. [inspecteur 3] .