Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-10-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6860, 22/3427, 22/3429 en 22/3430

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-10-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:6860, 22/3427, 22/3429 en 22/3430

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
5 oktober 2023
Datum publicatie
31 oktober 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:6860
Zaaknummer
22/3427, 22/3429 en 22/3430
Relevante informatie
Art. 8:42 Awb, Art. 16 AWR, Art. 1 EP EVRM, Art. 14 EVRM

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting. Op de zaak betrekking hebbende stukken. Nieuw feit. Voordeel uit sparen en beleggen naar het werkelijk rendement.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 22/3427, 22/3429 en 22/3430

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

( [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 30 mei 2022.

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2016 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting (IB) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 82.402. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur € 1.337 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2017 een navorderingsaanslag IB opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.334 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 13.745. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur € 2.258 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.3.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 67.334. Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur € 441 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.4.

De rechtbank heeft bij belanghebbende driemaal griffierecht in rekening gebracht in verband met de door haar ingestelde beroepen.

1.5.

De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift. Belanghebbende heeft daarop gereageerd met een nader stuk.

1.6.

De rechtbank heeft de beroepen op 2 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde, en namens de inspecteur: mr. drs. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of de navorderingsaanslagen IB 2016, IB 2017 en IB/PVV 2018 terecht en tot de juiste bedragen zijn vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.

3. Naar het oordeel van de rechtbank is het beroep tegen de navorderingsaanslag IB 2016 gegrond, het beroep tegen de navorderingsaanslag IB 2017 gegrond en het beroep tegen de navorderingsaanslag IB/PVV 2018 ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

“Uw situatie

Beoordeling van de uit België ontvangen informatie

Voorgenomen correctie over 2018

Verzoek om informatie over 2016 en 2017 *

Motivering

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep