Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-02-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:722, BRE - 21 _ 2622

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 08-02-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:722, BRE - 21 _ 2622

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
8 februari 2023
Datum publicatie
13 maart 2023
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2023:722
Zaaknummer
BRE - 21 _ 2622
Relevante informatie
Art. 15, lid 1, onderdeel a, Wet OB 1968, Art. 7 Wet OB 1968

Inhoudsindicatie

OB, niet-geïntegreerde zonnepanelen

Uitspraak

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 21/2622

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 februari 2023 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J. Pieters),

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

1 Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 7 mei 2021.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een teruggaafbeschikking omzetbelasting voor de periode 20 december 2019 tot en met 31 december 2019 gegeven met beschikkingsnummer [beschikkingsnummer] .O.01.9501 (de teruggaafbeschikking).

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de teruggaafbeschikking afgewezen.

1.4.

De rechtbank heeft het beroep op 5 oktober 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens de inspecteur, [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Belanghebbende en diens gemachtigde zijn niet ter zitting verschenen.

1.5.

De gemachtigde van belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 1 september 2022 aan Anker Rechtshulp t.a.v. mr. J. Pieters op het adres Postbus 8002 te 9702 KA Groningen, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De gemachtigde is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu genoemde brief niet ter griffie is terugontvangen en uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 2 september 2022 aan de gemachtigde op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende heeft in 2019 niet-geïntegreerde zonnepanelen aangeschaft en laten aanleggen op zijn woning en het bijgebouw, gelegen aan [adres] te [plaats] . Voordat de zonnepanelen zijn geplaatst, is het dak van de bestaande woning gerenoveerd en is het bijgebouw nieuw gerealiseerd.

2.2.

De aan belanghebbende in rekening gebrachte omzetbelasting voor de levering en plaatsing van zonnepanelen bedraagt € 3.313.

2.3.

De stroom die door belanghebbende niet wordt gebruikt, wordt geleverd aan het energiebedrijf. Alleen voor de levering van opgewekte stroom aan het energiebedrijf is belanghebbende aangemerkt als ondernemer in de zin van artikel 7 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB). Belanghebbende heeft geen andere belaste activiteiten.

2.4.

Op 30 juni 2020 heeft de inspecteur een ‘aangifte omzetbelasting voor startende ondernemers’ van belanghebbende ontvangen over het tijdvak 20 december 2019 tot en met 31 december 2019. In de aangifte is verzocht om een teruggaaf van € 26.830, bestaande uit omzetbelasting van € 15 en een aftrek van voorbelasting van € 26.845.

2.5.

De inspecteur heeft belanghebbende bij brief van 17 september 2020 geïnformeerd over zijn voornemen om af te wijken van de ingediende aangifte en uitsluitend de omzetbelasting op de zonnepanelen in aftrek toe te staan.

2.6.

Bij beschikking van 9 oktober 2020 heeft de inspecteur de teruggaaf omzetbelasting, in overeenstemming met zijn brief van 17 september 2020, verleend tot een bedrag van € 3.298.

2.7.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de teruggaafbeschikking en verzocht om een aanvullende teruggaaf van € 20.921.

3 Beoordeling door de rechtbank

3.1.

De rechtbank beoordeelt of de inspecteur de teruggaafbeschikking tot het juiste bedrag heeft vastgesteld. Tussen partijen is niet langer in geschil dat belanghebbende het teruggaafverzoek tijdig heeft ingediend. De rechtbank beoordeelt het geschil aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.

3.2.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur de teruggaafbeschikking tot het juiste bedrag vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

3.3.

Op basis van artikel 15, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet OB, mag een ondernemer de belasting in aftrek brengen die door andere ondernemers ter zake van de door hen aan die ondernemer verrichte leveringen en verleende diensten in rekening is gebracht, voor zover die goederen en diensten door de ondernemer worden gebruikt voor belaste handelingen. In beginsel bestaat alleen recht op aftrek van voorbelasting indien een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de verwerving van een goed of dienst in een eerder stadium en een of meer handelingen in een later stadium waarvoor recht op aftrek bestaat.1 Uit het arrest van de Hoge Raad van 16 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:1158 volgt dat bij de beoordeling of sprake is van een dergelijk verband ingeval van een woning, die naar diens aard zowel voor economische doeleinden als voor privédoeleinden kan worden gebruikt, het aan belanghebbende is om feiten en omstandigheden aannemelijk te maken op grond waarvan kan worden aangenomen dat de uitgave haar uitsluitende oorzaak vindt in de belastbare activiteit ondanks het privégebruik van het goed en ongeacht de mate van dat privégebruik.

3.4.

Belanghebbende stelt zich in beroep op het standpunt dat hij recht heeft op een aanvullende teruggaaf van € 20.921. Daartoe voert belanghebbende aan dat hij constructie-, ontwerp-, installatie-, en bouwkosten heeft gemaakt voor de dakrenovatie van de bestaande woning en voor de bouw van het dak op het nieuwe bijgebouw, teneinde de daken geschikt te maken voor de exploitatie van zonnepanelen. Volgens belanghebbende zijn de daken speciaal ontworpen, zodat de zonnepanelen zonder problemen en risico's konden worden geplaatst, en was het niet mogelijk om de zonnepanelen te exploiteren op het oorspronkelijke dak van de bestaande woning. Aangezien deze werkzaamheden direct dienstbaar zijn aan de exploitatie van de zonnepanelen dient de toerekenbare omzetbelasting volgens belanghebbende in aftrek te komen.

3.5.

De inspecteur stelt zich primair op het standpunt dat geen recht op aftrek van voorbelasting bestaat omdat de diensten, bestaande uit renovatie van het dak van de bestaande woning en het ontwerp en de plaatsing van het dak op het bijgebouw, niet zijn afgenomen voor belaste prestaties. De inspecteur stelt dat belanghebbende niet aannemelijk heeft gemaakt dat er een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de belaste levering van de met zonnepanelen opgewekte stroom en de investeringen in de dakrenovatie. De dakrenovatie dient in hoofdzaak de woonfunctie en de kosten van de renovatie zijn ook niet rechtstreeks of als algemene kosten verdisconteerd in de prijs voor de levering van elektriciteit, aldus de inspecteur. Subsidiair stelt de inspecteur zich op het standpunt dat belanghebbende met de overgelegde cijferopstelling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij kosten heeft gemaakt die voor aftrek in aanmerking komen.

3.6.

Naar het oordeel van de rechtbank heeft belanghebbende met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de gestelde constructie-, ontwerp-, installatie-, en bouwkosten voor de daken op de bestaande woning en het bijgebouw uitsluitend zijn gemaakt ten behoeve van het met zonnepanelen opwekken en tegen vergoeding leveren van energie. Uit de stukken van het dossier komt naar voren dat de kosten voor de daken zijn gemaakt in het kader van een volledige renovatie van de bestaande woning en de realisatie van het nieuwe bijgebouw. Daaruit leidt de rechtbank af dat belanghebbende hoe dan ook kosten voor de renovatie en realisatie van de daken zou hebben gemaakt, ook wanneer hij de zonnepanelen niet zou hebben aangeschaft. Het bedoelde rechtstreeks en onmiddellijk verband tussen de levering van energie via de zonnepanelen en de kosten voor het dak- ontwerp en de renovatie is dus niet aanwezig. De omstandigheid dat belanghebbende zonder de renovatie van het dak van de bestaande de woning geen mogelijkheid had om zonnepanelen op dat dak te plaatsen kan, ook als die stelling klopt, niet afdoen aan voornoemd oordeel omdat belanghebbende dan nog steeds een ander belang had bij de renovatie. Evenmin kan de omstandigheid dat de daken speciaal zijn ontworpen voor plaatsing van de zonnepanelen aan voornoemd oordeel afdoen.

3.7.

Gelet op het voorgaande heeft belanghebbende geen recht op een aanvullende teruggave van omzetbelasting. De door de inspecteur ingenomen subsidiaire stelling over behoeft daarom geen behandeling.

3.8.

Belanghebbende doet – naar de rechtbank begrijpt – nog een beroep op verschillende algemene beginselen van behoorlijk bestuur. Belanghebbende heeft niet voldoende gemotiveerd gesteld dat sprake zou zijn van schending van enig beginsel van behoorlijk bestuur. Het beroep van belanghebbende op de algemene beginselen van behoorlijk bestuur kan dan ook niet leiden tot een hogere teruggave van omzetbelasting.

4 Conclusie en gevolgen

5 Beslissing