Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-02-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:780, 21/3394
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-02-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:780, 21/3394
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 10 februari 2023
- Datum publicatie
- 28 maart 2023
- Zaaknummer
- 21/3394
- Relevante informatie
- Art. 6.1 Wet IB 2001, Art. 6.3 lid 1 Wet IB 2001, Art. 8:42 Awb, Art. 16 lid 1 AWR
Inhoudsindicatie
IB/PVV, nieuw feit, vertrouwensbeginsel, onderhoudsverplichtingen
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Eindhoven
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/3394
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. S.H.G. Jongen-Gerards),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 26 juni 2021.
De inspecteur heeft aan belanghebbende een navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2015 opgelegd en gelijktijdig belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft het beroep op 13 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en de gemachtigde van belanghebbende. Namens de inspecteur was niemand aanwezig.
Voorafgaand aan de zitting heeft de inspecteur contact gehad met de griffier en medegedeeld dat hij vertraagd was door problemen met het openbaar vervoer. Hij heeft daarbij aangegeven dat hij naar verwachting tussen 14:30 uur en 15:00 uur op de zitting aanwezig zou kunnen zijn. Omdat gemachtigde en belanghebbende reeds op het aangekondigde zittingstijd van 13:50 uur aanwezig waren en de rechtbank op dat moment gereed was voor de aanvang van de zitting, heeft de rechtbank besloten de zitting door te laten gaan in afwezigheid van de inspecteur.
De inspecteur heeft tijdens zijn gesprek met de griffier medegedeeld dat hij ter zitting graag nog op het laatst door belanghebbende ingediende stuk had willen reageren. Tijdens de zitting heeft de rechtbank aan belanghebbende voorgehouden dat de inspecteur een schriftelijke gelegenheid om te reageren wenste. Voor een schriftelijke ronde zag belanghebbende geen aanleiding met de motivering dat zijn standpunten reeds duidelijk waren en dat hij al zijn standpunten al had ingediend. De rechtbank zag evenmin aanleiding de inspecteur na de zitting schriftelijk te laten reageren. en heeft daarom aan het eind van de zitting het onderzoek gesloten.