Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-12-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:8842, 22/618
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-12-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:8842, 22/618
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 18 december 2023
- Datum publicatie
- 27 december 2023
- Zaaknummer
- 22/618
- Relevante informatie
- Art. 50c Wfsv
Inhoudsindicatie
BRE 22/618 t/m BRE 22/621
Naheffingsaanslagen loonheffingen, art. 50c Wfsv, nageheven premiekortingen.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de inspecteur art. 50c van de Wfsv juist toegepast en de premiekortingen tot de juiste bedragen in aanmerking genomen. De betrokken werknemers hebben arbeidsovereenkomsten met een vast overeengekomen arbeidsduur van minder dan 36 uur per week. Op grond van de wet moet de vermindering van de premiekortingen dan als uitgangspunt worden berekend op basis van de overeengekomen arbeidsduur. Belanghebbende maakt niet aannemelijk dat de gemiddeld overeengekomen arbeidsduur afwijkt van wat in de schriftelijke overeenkomsten is vermeld en dat deze moet worden bepaald op het aantal feitelijk gewerkte uren. De rechtbank verwerpt belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel. Ook heeft de inspecteur door de wettelijke regeling toe te passen niet gehandeld in strijd met enig beginsel van behoorlijk bestuur.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/618 tot en met BRE 22/621
[belanghebbende] B.V., gevestigd in [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. T.C. van Zwieten),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 27 december 2021.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de tijdvakken in de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2014 (2014), 1 januari 2015 tot en met 31 december 2015 (2015), 1 januari 2016 tot en met 31 december 2016 (2016) en 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017 (2017) naheffingsaanslagen loonheffingen opgelegd en bij gelijktijdige beschikkingen belastingrente in rekening gebracht (belastingrentebeschikkingen) en over het jaar 2014 een verzuimboete (boetebeschikking) opgelegd.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende tegen de naheffingsaanslag 2014 en de bijbehorende belastingrente- en boetebeschikking gegrond verklaard, een vermindering verleend en de boetebeschikking vernietigd. Het bezwaar tegen de naheffingsaanslagen over de jaren 2015 tot en met 2017 en de bijbehorende beschikkingen is ongegrond verklaard. Na uitspraken op bezwaar resteren de volgende naheffingsaanslagen en belastingrentebeschikkingen:
Zaaknr. |
Tijdvak |
Dagtekening |
Aanslagnummer |
Loonheffingen |
Rente |
22/618 |
2014 |
10 december 2019 |
[aanslagnummer] .A.01.450.0 |
€ 16.269 |
€ 3.116 |
22/619 |
2015 |
17 december 2020 |
[aanslagnummer] .A.01.550.0 |
€ 18.672 |
€ 3.486 |
22/620 |
2016 |
17 december 2020 |
[aanslagnummer] .A.01.650.0 |
€ 20.223 |
€ 2.966 |
22/621 |
2017 |
17 december 2020 |
[aanslagnummer] .A.01.750.0 |
€ 29.356 |
€ 3.132 |
De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 21 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .