Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-12-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:8874, BRE 23_11610
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 19-12-2023, ECLI:NL:RBZWB:2023:8874, BRE 23_11610
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 19 december 2023
- Datum publicatie
- 3 januari 2024
- Zaaknummer
- BRE 23_11610
- Relevante informatie
- Art. 8:81 Awb, Art. 8:83 Awb
Inhoudsindicatie
vovo. invorderingsmaatregelen. kennelijk onbevoegd.
Uitspraak
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/11610
en
Ontstaan en loop van het geding
1. Op 11 december 2023 heeft verzoeker digitaal een verzoek ingediend voor het instellen van een voorlopige voorziening.
2. De inspecteur heeft aan belanghebbende met dagtekening 7 januari 2023 een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2015 opgelegd. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag. Dit bezwaar heeft de inspecteur afgewezen en daartegen heeft verzoeker beroep ingesteld. Deze procedure is bij de rechtbank bekend onder het zaaknummer BRE 23/3173.
3. Hangende dat beroep verzoekt verzoeker de voorzieningenrechter om:
- -
-
i) de werking en/of de tenuitvoerlegging van de betreffende aanslag en/of uitspraak op bezwaar te schorsen;
- -
-
ii) de Belastingdienst te verbieden om de invordering van de betreffende aanslag voort te zetten, zulks op straffe van een dwangsom ter hoogte van 1 miljoen euro per overtreding van dat gebod;
- -
-
iii) de Belastingdienst te gebieden de reeds ten laste van verzoeker genomen
invorderingsmaatregelen ongedaan te maken, eveneens op straffe van een
dwangsom ter hoogte van 1 miljoen per overtreding van dat gebod;
( iv) de Belastingdienst te veroordelen tot vergoeding van alle door verzoeker reeds geleden en/of nog te lijden schade als gevolg van de in deze kwestie door verzoeker aan de
Belastingdienst verweten gedragingen, daaronder begrepen (im)materiële schade, kosten
voor rechtsbijstand, proceskosten, (wettelijke) rente, nakosten en overige kosten;
( v) verzoeker in de gelegenheid te stellen om uiterlijk ter zitting nadere stukken ter onderbouwing van zijn klachten in het geding te brengen.
Karakter voorlopige voorziening
4. De voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak kan op verzoek een voorlopige voorziening treffen. Ingevolge artikel 8:81 van de Awb gelden daarbij de voorwaarden dat tegelijkertijd tegen hetzelfde besluit een bezwaar- of beroepsprocedure loopt (vereiste van connexiteit) en onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, het treffen van een voorlopige voorziening vereist.
Op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter uitspraak doen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting, indien hij kennelijk onbevoegd is of het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk, kennelijk ongegrond of kennelijk gegrond is.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
5. De rechtbank acht het verzoek ontvankelijk en gaat er veronderstellenderwijs vanuit dat aan de vereisten van connexiteit is voldaan.
6. De verzoeken van verzoeker zien op het opheffen van de gevolgen van de vastgestelde aanslag IB/PVV 2015 door het schorsen van de door de ontvanger ingezette invorderingsmaatregelen.
De invordering van belastingen wordt uitgevoerd met toepassing van de Invorderingswet 1990 door de ontvanger van de Belastingdienst. De belastingrechter is als uitgangspunt niet bevoegd te oordelen over een besluit dat is genomen op grond van de Invorderingswet 1990. Voor bepaalde besluiten wordt een uitzondering gemaakt. In die gevallen is de belastingrechter wel bevoegd. De beslissingen van de invorderingsambtenaar over de invordering van belastingaanslagen vallen niet onder een van de uitzonderingen. Ook de beslissingen van de ontvanger van de Belastingdienst tot eventuele betekening van beslag en de tenuitvoerlegging van een dwangbevel zijn niet als zodanig aangemerkt. In deze gevallen kan uitsluitend een vordering bij de civiele rechter worden ingesteld. Een geschil met de ontvanger van de Belastingdienst over de rechtmatigheid van een door de ontvanger gelegd beslag kan belanghebbende eveneens voorleggen aan de civiele rechter.1 Dat geldt dan ook voor de daarmee samenhangende verzoeken omtrent schadevergoedingen, kosten en rente. Gelet op het voorgaande heeft de voorzieningenrechter zich onbevoegd verklaard.
7. De rechtbank heeft het verzoekschrift niet doorgestuurd naar de bevoegde rechter. Voor een procedure bij de civiele rechter is, in een aantal gevallen, vertegenwoordiging door een advocaat verplicht. De rechtbank beschikt over onvoldoende informatie om te beoordelen of dit ook in dit geval zo is.
8. De voorzieningenrechter merkt op dat verzoeker bij de ontvanger uitstel van betaling kan vragen gelet op de lopende beroepsprocedure. Voorts is een voorlopige voorziening niet geschikt om de rechtmatigheid van de aanslag te beoordelen. Daarvoor is de beroepsprocedure de gangbare weg.
9. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.