Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-03-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:1324, BRE 23/188

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-03-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:1324, BRE 23/188

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
1 maart 2024
Datum publicatie
13 maart 2024
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:1324
Zaaknummer
BRE 23/188
Relevante informatie
Art. 1 EP EVRM, Art. 5.2 Wet IB 2001, Art. 6.2a Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

Het Fagoed-arrest en de bedoeling van belanghebbende om met de erfpachtfinancieringen andere box 3 schulden te herfinancieren, leiden niet tot de gevolgtrekking dat de erfpachtfinancieringen als box 3 schulden kwalificeren. Op rechtsherstel gerichte compensatie box 3. De rechtbank betrekt uitsluitend het werkelijk behaalde rendement van de vermogensbestanddelen, waaronder niet begrepen ongerealiseerde vermogensresultaten, in de heffing van box 3.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Eindhoven

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 23/188

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 22 november 2022. In die uitspraak heeft de inspecteur het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor het jaar 2017 beoordeeld.

1.1.

De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en zijn gemachtigde, en namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] , [inspecteur 2] en [inspecteur 3] .

Beoordeling door de rechtbank

Feiten

Motivering

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep