Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-03-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:1641, BRE 22/5835
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 01-03-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:1641, BRE 22/5835
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 1 maart 2024
- Datum publicatie
- 19 maart 2024
- Zaaknummer
- BRE 22/5835
- Relevante informatie
- Art. 3.2 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
onzakelijke lening
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/5835
de erven [belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 9 november 2022.
De inspecteur heeft aan [belanghebbende] ( [belanghebbende] ) voor het jaar 2017 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 129.428, naar een belastbaar inkomen uit aanmerkelijk belang van nihil en naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 43.436 (de aanslag). Tevens is een verlies uit aanmerkelijk belang vastgesteld van € 14.361.
Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur € 3.827 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
De inspecteur heeft het bezwaar gegrond verklaard, maar de aanslag gehandhaafd.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 26 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende, [naam] en de gemachtigde. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .