Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-03-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2014, 21/3540 t/m 21/3542
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-03-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2014, 21/3540 t/m 21/3542
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 25 maart 2024
- Datum publicatie
- 3 april 2024
- Zaaknummer
- 21/3540 t/m 21/3542
- Relevante informatie
- Art. 3.91 Wet IB 2001, Art. 3.92 Wet IB 2001, Art. 2.14a Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
Artikel 3.92, lid 3, Wet IB 2001; ongebruikelijke terbeschikkingstelling.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 21/3540 tot en met 21/3542
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. P.C.L.L. Steeghs RB),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 28 juli 2021.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over de jaren 2014 en 2015 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd en over het jaar 2016 een aanslag IB/PVV. Gelijktijdig met de vaststelling van de (navorderings)aanslagen heeft de inspecteur belanghebbende belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikkingen).
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de (navorderings)aanslagen en belastingrentebeschikkingen gehandhaafd.
De rechtbank heeft de beroepen op 21 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen de gemachtigde van belanghebbende, vergezeld door [naam 1] , en, namens de inspecteur, drs. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] , en mr. [inspecteur 3] . Van hetgeen op zitting is besproken is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan de rechtbank gelijktijdig met deze uitspraak een afschrift naar partijen heeft verzonden.