Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-04-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2459, BRE 22/3616 en 22/3617
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-04-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2459, BRE 22/3616 en 22/3617
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 11 april 2024
- Datum publicatie
- 18 april 2024
- Zaaknummer
- BRE 22/3616 en 22/3617
- Relevante informatie
- Art. 5.2 Wet IB 2001, Art. 4:17 Awb, Art. 14 EVRM
Inhoudsindicatie
IB Box 3; 2019 en 2020. Aan belanghebbende is onvoldoende rechtsherstel geboden. Het werkelijk rendement is nihil; ongerealiseerde vermogenswinst blijft buiten aanmerking. Dwangsom i.v.m. niet tijd beslissen op bezwaar. Beroepen gegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/3616 en 22/3617
[belanghebbende], uit [plaats 1] (Zweden), belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 14 juni 2022.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting (IB) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.026. Daarnaast is een verlies uit werk en woning vastgesteld van € 2.464.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van nihil en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.823. Daarnaast is een verlies uit werk en woning vastgesteld van € 586.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbenden ongegrond verklaard.
De rechtbank heeft de beroepen op 29 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de inspecteur deelgenomen, mr. [inspecteur 1] en mr. drs. [inspecteur 2]. Belanghebbende heeft zich afgemeld voor de zitting.