Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-04-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2713, BRE 23/2636 en 23/2637
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-04-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2713, BRE 23/2636 en 23/2637
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 25 april 2024
- Datum publicatie
- 29 april 2024
- Zaaknummer
- BRE 23/2636 en 23/2637
- Relevante informatie
- Art. 6 AWR, Art. 67d AWR
Inhoudsindicatie
Vereiste aangifte, omkering en verzwaring bewijslast, matiging boete
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/2636 en 23/2637
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van 20 april 2023.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een ambtshalve aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een geschat belastbaar inkomen uit werk en woning van € 45.000 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 12. Daarbij is een bedrag van € 1.252 aan belastingrente in rekening gebracht. Gelijktijdig met het opleggen van de aanslag heeft de inspecteur een vergrijpboete opgelegd van € 6.750.
De inspecteur heeft voor het jaar 2018 eveneens een ambtshalve aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 45.000. Daarbij is een bedrag van € 234 aan belastingrente in rekening gebracht.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de aanslagen, de beschikkingen belastingrente en de boetebeschikking gehandhaafd.
De rechtbank heeft de beroepen op 14 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende tot zijn bijstand vergezeld van [naam] en namens de inspecteur [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .