Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-04-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2821, 23/2795 en 23/2796
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-04-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2821, 23/2795 en 23/2796
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 april 2024
- Datum publicatie
- 6 mei 2024
- Zaaknummer
- 23/2795 en 23/2796
- Relevante informatie
- Art. 1 EP EVRM, Art. 14 EVRM, Art. 1.2 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
IB/PVV 2021 - box 3 heffing
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/2795 en 23/2796
[belanghebbende 1] en [belanghebbende 2] , uit [plaats] , samen belanghebbenden,
(gemachtigde: mr. M. van Hoorne),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbenden tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 12 april 2023.
De inspecteur heeft aan [belanghebbende 1] (de man) voor het jaar 2021 de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 50.389 en naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 3.311.
De inspecteur heeft aan [belanghebbende 2] (de vrouw) voor het jaar 2021 de aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 72.323 en naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.384.
De inspecteur heeft de bezwaren ongegrond verklaard.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 19 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben namens de inspecteur deelgenomen [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Belanghebbenden en hun gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting.