Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-01-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:283, BRE 22/3716
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-01-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:283, BRE 22/3716
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 18 januari 2024
- Datum publicatie
- 26 januari 2024
- Zaaknummer
- BRE 22/3716
- Relevante informatie
- Art. 16 Wet WOZ, Art. 47 Wbm, Art. 50 Wbm
Inhoudsindicatie
Belanghebbende levert gas en elektriciteit aan verbruikers die een tuinbouwbedrijf uitoefenen met meerdere productielocaties die ieder een eigen aansluiting voor energie hebben. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de op aangifte voldane energiebelasting over het tijdvak februari 2021 en neemt het standpunt in dat meerdere aansluitingen van één verbruiker voor de berekening van de verschuldigde energiebelasting als één aansluiting aangemerkt mag worden. De stelling van belanghebbende dat de inspecteur niet mag afwijken van de door de gemeenten afgegeven WOZ-beschikkingen slaagt niet omdat belanghebbende de WOZ-beschikkingen van de verbruikers over het jaar 2021 niet heeft overgelegd. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een samenstel van gebouwde eigendommen op grond van artikel 16, aanhef en onderdeel d, van de Wet WOZ. De stelling van belanghebbende dat bij de beoordeling hiervan de organisatorische samenhang beslissend is, wordt door de rechtbank verworpen. De rechtbank is van oordeel dat bij elk van de verbruikers sprake is van zelfstandige onroerende zaken en er daarom voor de berekening van de verschuldigde energiebelasting sprake is van meerdere aansluitingen. Belanghebbende heeft daarom geen recht op een teruggave van energiebelasting.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 22/3716
[belanghebbende] ., gevestigd te [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 2 februari 2022.
Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de op aangifte voldane energiebelasting en opslag duurzame energie- en klimaattransitie (energiebelasting) over het tijdvak februari 2021.
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende, bijgestaan door [naam] , mr. J. Mastenbroek en mr. F.K. Schellekens, allen verbonden aan [b.v. 1] en namens de inspecteur, [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .
Van hetgeen op de zitting is besproken is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan de rechtbank gelijktijdig met deze uitspraak een afschrift naar partijen heeft verzonden.