Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-01-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:284, 23/2220
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 18-01-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:284, 23/2220
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 18 januari 2024
- Datum publicatie
- 26 januari 2024
- Zaaknummer
- 23/2220
- Relevante informatie
- Art. 4:7 BW, Art. 4:13 BW, Art. 4:171 BW, Art. 3.8 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
Naar het oordeel van de rechtbank dient de compensatievergoeding volledig bij belanghebbende te worden belast als nagekomen bate. Belanghebbende heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij niet de rechthebbende is van de compensatievergoeding dan wel dat de compensatievergoeding buiten de winstsfeer dient te blijven. De rechtbank ziet geen aanleiding om rekening te houden met eventuele kosten nu belanghebbende deze stelling niet heeft onderbouwd.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/2220
[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende
(gemachtigde: mr. drs. J.H.J.M. van Boekel),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 21 februari 2023.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 277.634 en naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 822 (de aanslag).
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 7 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, vergezeld door [naam] , bijgestaan door de gemachtigde en mr. M.J.A. van Horssen RB. Namens de inspecteur zijn verschenen mr. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en mr. [inspecteur 3] .