Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-04-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2979, BRE 22/2099, BRE 22/2555 t/m BRE 22/2572 en BRE 22/2573 t/m BRE 22/2591
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-04-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2979, BRE 22/2099, BRE 22/2555 t/m BRE 22/2572 en BRE 22/2573 t/m BRE 22/2591
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 april 2024
- Datum publicatie
- 14 mei 2024
- Zaaknummer
- BRE 22/2099, BRE 22/2555 t/m BRE 22/2572 en BRE 22/2573 t/m BRE 22/2591
- Relevante informatie
- Art. 6:7 Awb, Art. 6:8 Awb, Art. 6:10 Awb, Art. 225 Gemw
Inhoudsindicatie
Naheffingsaanslagen parkeerbelasting + invorderingskosten. Drie aanslagen in stand gebleven. Overige aanslagen vernietigd in verband met proportionaliteit.
Uitspraak
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/2099, BRE 22/2555 t/m BRE 22/2572 en BRE 22/2573 t/m BRE 22/2591
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 april 2024 in de zaken tussen
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
en
de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar van de gemeente Tilburg, de heffingsambtenaar, de invorderingsambtenaar
1 Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar van 17 februari 2022, 15 maart 2022 en 15 april 2022.
De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende de onderstaande naheffingsaanslagen in de parkeerbelasting opgelegd.
Aanslagnummer |
Dagtekening |
Controledatum |
Zaaknummer |
Locatie |
[aanslagnummer 1] |
10/11/2021 |
05/11/2021 |
22/2555 |
[straat] |
[aanslagnummer 2] |
15/11/2021 |
13/11/2021 |
22/2556 |
[straat] |
[aanslagnummer 3] |
17/11/2021 |
15/11/2021 |
22/2557 |
[straat] |
[aanslagnummer 4] |
18/11/2021 |
16/11/2021 |
22/2558 |
[straat] |
[aanslagnummer 5] |
29/11/2021 |
25/11/2021 |
22/2559 |
[straat] |
[aanslagnummer 6] |
29/11/2021 |
26/11/2021 |
22/2560 |
[straat] |
[aanslagnummer 7] |
06/12/2021 |
02/12/2021 |
22/2099 |
[straat] |
[aanslagnummer 8] |
09/12/2021 |
07/12/2021 |
22/2561 |
[straat] |
[aanslagnummer 9] |
13/12/2021 |
11/12/2021 |
22/2562 |
[straat] |
[aanslagnummer 10] |
17/12/2021 |
15/12/2021 |
22/2563 |
[straat] |
[aanslagnummer 11] |
20/12/2021 |
16/12/2021 |
22/2564 |
[straat] |
[aanslagnummer 12] |
20/12/2021 |
17/12/2021 |
22/2565 |
[straat] |
[aanslagnummer 13] |
24/12/2021 |
20/12/2021 |
22/2566 |
[straat] |
[aanslagnummer 14] |
24/12/2021 |
21/12/2021 |
22/2567 |
[straat] |
[aanslagnummer 15] |
30/12/2021 |
24/12/2021 |
22/2568 |
[straat] |
[aanslagnummer 16] |
30/12/2021 |
28/12/2021 |
22/2569 |
[straat] |
[aanslagnummer 17] |
06/01/2022 |
04/01/2022 |
22/2570 |
[straat] |
[aanslagnummer 18] |
07/01/2022 |
05/01/2022 |
22/2571 |
[straat] |
[aanslagnummer 19] |
10/01/2022 |
06/01/2022 |
22/2572 |
[straat] |
Belanghebbende heeft op 28 januari 2022 bezwaar gemaakt tegen de naheffingsaanslagen en de invorderingskosten. De heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar hebben de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard en daarmee de desbetreffende naheffingsaanslagen en invorderingskosten in stand gelaten. Tegen voornoemde beslissingen van de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar richt zich het beroep.
De rechtbank heeft het beroep op 5 januari 2024 op zitting behandeld. Namens de heffingsambtenaar en de invorderingsambtenaar heeft hieraan deelgenomen [naam] .
Belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 9 november 2023 aan de gemachtigde van belanghebbende op het adres [adres] te [plaats] , onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 10 november 2023 aan belanghebbende op genoemd adres is bezorgd, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden.
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak verlengd.
2 Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelt of de in 1.2 genoemde naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd en of de onder 5.1 genoemde invorderingskosten terecht bij belanghebbende in rekening zijn gebracht. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.
De rechtbank is van oordeel dat tien naheffingsaanslagen, inclusief de bijbehorende invorderingskosten in stand dienen te blijven. De rechtbank vernietigt de overige naheffingsaanslagen en bijbehorende invorderingskosten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3 Feiten
Belanghebbende is op 1 november 2021 verhuisd naar de [straat] te [plaats] en heeft direct na zijn verhuizing een parkeervergunning aangevraagd.
Belanghebbende is op een wachtlijst geplaatst in afwachting van zijn parkeervergunning. De parkeervergunning is op 7 januari 2022 aan belanghebbende verstrekt.
Niet in geschil is dat de auto van belanghebbende met [kenteken] op de onder 1.2 genoemde data zonder betaling van de verschuldigde parkeerbelasting geparkeerd stond aan de [straat] te [plaats]. Dit is tijdens een reeks van digitale parkeercontroles geconstateerd. In de periode van 5 november 2021 tot en met 6 januari 2022 is een reeks van negentien naheffingsaanslagen parkeerbelasting opgelegd aan belanghebbende.
Omdat belanghebbende de naheffingsaanslagen niet tijdig heeft betaald is een reeks aanmaningen en dwangbevelen verstrekt aan belanghebbende.