Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-05-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3376, 21/4434
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 15-05-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3376, 21/4434
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 15 mei 2024
- Datum publicatie
- 30 mei 2024
- Zaaknummer
- 21/4434
- Relevante informatie
- Art. 228 Gemw
Inhoudsindicatie
Precario. Ongegrond.
Uitspraak
Zittingsplaats Middelburg
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 21/4434
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 mei 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende] VOF h.o.d.n. " [bedrijf] " uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde mr. J.L. Post, verbonden aan Bizz Solutions B.V.),
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar
1 Inleiding
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 8 september 2021
De heffingsambtenaar heeft op 30 juni 2021 aan belanghebbende (onder meer) een aanslag precariobelasting over het jaar 2020 opgelegd met [aanslagnummer] .
De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen [naam 1] namens belanghebbende en [naam 2] als gemachtigde. Namens de heffingsambtenaar was [naam 3] aanwezig.
2 Feiten
Belanghebbende exploiteert een horecagelegenheid aan [adres] van [plaats] . Zij beschikt over een terrasvergunning voor 91 m2, gelegen op gemeentegrond. Aan belanghebbende is met dagtekening 30 juni 2021 voor het terras een aanslag precariobelasting opgelegd ten bedrage van € 4.450,81. De aanslag is gebaseerd op een terras van 91 m2.
3 Beoordeling door de rechtbank
Ingevolge artikel 228 van de Gemeentewet en artikel 2 van de Verordening precariobelasting Schouwen-Duiveland 2020 (de Verordening) kan ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een precariobelasting worden geheven. Het tarief van de precariobelasting is voor terrassen opgenomen in de bij de Verordening behorende tarieventabel en bedraagt € 48,91 per m2 per jaar voor [plaats] .
Artikel 6, vierde lid, van de Verordening bepaalt dat indien de gemeente een vergunning heeft verleend voor het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, voor de berekening van de precariobelasting wordt aangesloten bij die vergunning. Artikel 12 bepaalt dat geen kwijtschelding wordt verleend bij de invordering van precariobelasting.
Niet in geschil is dat belanghebbende een vergunning is verleend voor het hebben van een terras van 91 m2 op gemeentegrond. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de heffingsambtenaar die vergunning terecht als uitgangspunt heeft gehanteerd voor de berekening van de precariobelasting.
Belanghebbende stelt – kort samengevat – dat zij in 2020 grote delen van het jaar geen gebruik heeft kunnen maken van het terras vanwege de geldende coronamaatregelen. De heffingsambtenaar geeft aan dat de gemeenteraad rekening heeften gehouden met de beperkingen van de coronamaatregelen door waar mogelijk extra vierkante meters ter beschikking te stellen zodat de capaciteit met inachtneming van de 1,5-meter-regel behouden kon blijven.
Ter zitting is nog gebleken dat de terrasvoorzieningen van belanghebbende gedurende het gehele jaar 2020 aanwezig zijn gebleven. De heffingsambtenaar heeft daarnaast nog verklaard dat in de hele gemeente de precariobelasting voor terrassen is geheven op basis van de vergunde oppervlakte en niet op basis van de ten tijde van de corona-periode feitelijk in gebruik zijnde vierkante meters, juist om meer ruimte te bieden aan horecaondernemers. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de heffingsambtenaar geen onjuiste toepassing gegeven aan de bepalingen van de Verordening door voor de berekening van de precariobelasting uit te gaan van het aantal aan belanghebbende vergunde vierkante meters voor het hebben van een terras. Dat andere gemeenten een ander beleid hebben gevoerd voor wat betreft de tegemoetkoming aan horecaondernemers doet aan de vrijheid van deze gemeente niet af.