Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-06-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3776, BRE - 22 _ 4923 t/m 22 _ 4926 en 22 _ 4952 t/m 22 _ 4956
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 06-06-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3776, BRE - 22 _ 4923 t/m 22 _ 4926 en 22 _ 4952 t/m 22 _ 4956
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 6 juni 2024
- Datum publicatie
- 13 juni 2024
- Zaaknummer
- BRE - 22 _ 4923 t/m 22 _ 4926 en 22 _ 4952 t/m 22 _ 4956
- Relevante informatie
- Art. 7 Wet OB 1968, Art. 12 Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting/ Btw-compensatiefonds.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 22/4923 tot en met 22/4926 en 22/4952 tot en met 22/4956
[belanghebbende], gevestigd te [plaats], belanghebbende,
(gemachtigde: mr. M.G.D. Pot),
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 7 oktober 2022 en 21 oktober 2022.
De inspecteur heeft voor de jaren 2015 tot en met 2019 aan belanghebbende correctiebeschikkingen gegeven, waarbij de jaarbijdrage uit het BTW-compensatiefonds (BCF) lager is vastgesteld (de BCF-beschikkingen). De inspecteur heeft het verschil met de eerder vastgestelde jaarbijdrage uit het BCF over de tijdvakken gelegen in de periode 2015 tot en met 2019 nageheven (de naheffingsaanslagen omzetbelasting). De inspecteur heeft gelijktijdig met de naheffingsaanslagen over 2015 tot en met 2019 belastingrente aan belanghebbende in rekening gebracht (de belastingrentebeschikkingen). Het voorgaande kan als volgt worden weergegeven:
Zaaknr. |
Jaar |
Soort |
Dagtekening |
Saldo te ontvangen |
Rente |
22/4922 |
2015 |
BCF-beschikking |
15-12-2020 |
€ 25.165 |
€ 0 |
22/4923 |
2016 |
BCF-beschikking |
08-04-2021 |
€ 61.259 |
€ 0 |
22/4924 |
2017 |
BCF-beschikking |
08-04-2021 |
€ 183.607 |
€ 0 |
22/4925 |
2018 |
BCF-beschikking |
08-04-2021 |
€ 47.669 |
€ 0 |
22/4926 |
2019 |
BCF-beschikking |
08-04-2021 |
€ 23.511 |
€ 0 |
Zaaknr. |
Jaar |
Soort |
Dagtekening |
Omzetbelasting |
Rente |
22/4952 |
2015 |
Naheffing OB |
30-12-2020 |
€ 27.406 |
€ 5.156 |
22/4953 |
2016 |
Naheffing OB |
30-12-2020 |
€ 204.977 |
€ 30.366 |
22/4954 |
2017 |
Naheffing OB |
27-03-2021 |
€ 110.278 |
€ 12.991 |
22/4955 |
2018 |
Naheffing OB |
27-03-2021 |
€ 170.028 |
€ 13.230 |
22/4956 |
2019 |
Naheffing OB |
27-03-2021 |
€ 51.242 |
€ 1.937 |
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 7 oktober 2022 het bezwaar van belanghebbende tegen de BCF-beschikking 2015 niet-ontvankelijk verklaard vanwege termijnoverschrijding en de bezwaren van belanghebbende tegen de BCF-beschikking 2016 tot en met 2019 afgewezen.
De inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar van 21 oktober 2022 de bezwaren van belanghebbende tegen de naheffingsaanslagen omzetbelasting en de bijbehorende belastingrentebeschikkingen afgewezen.
De rechtbank heeft de beroepen op 14 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde en namens de inspecteur, mr. dr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2]. Van hetgeen op de zitting is besproken is een proces-verbaal opgemaakt, waarvan de rechtbank gelijktijdig met deze uitspraak een afschrift naar partijen zal verzenden.