Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-06-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3991, BRE 23/2631 en BRE 23/3155
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-06-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:3991, BRE 23/2631 en BRE 23/3155
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 11 juni 2024
- Datum publicatie
- 14 juni 2024
- Zaaknummer
- BRE 23/2631 en BRE 23/3155
- Relevante informatie
- Art. 7.8 Wet IB 2001, Art. 21bis UBIB 2001
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting; kwalificerende buitenlandse belastingplicht.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/2631 en BRE 23/3155
[belanghebbende] , uit [plaats] (Duitsland), belanghebbende
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 27 maart 2023.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) ( [aanslagnummer] .H.96.01) (zaaknummer BRE 23/3155) en Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet (Zvw) ( [aanslagnummer] .W.96.01.4) (zaaknummer BRE 23/2631) opgelegd. Gelijktijdig met de aanslag IB/PVV 2019 is belastingrente aan belanghebbende in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de aanslagen en de belastingrentebeschikking gehandhaafd.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 maart 2024 op zitting behandeld. Voor het verhandelde ter zitting en de ter zitting verschenen personen verwijst de rechtbank naar het proces-verbaal, waarvan een afschrift op 3 april 2024 aan partijen is gezonden.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat de zaken worden aangehouden. De rechtbank heeft de inspecteur daarbij verzocht een cijfermatige uitwerking aan te leveren van zijn standpunt dat het voor het jaar 2019 vastgestelde premie-inkomen en het premiedeel van de in de aanslag IB/PVV 2019 begrepen heffingskortingen moeten worden verminderd. Ook heeft de rechtbank belanghebbende in de gelegenheid gesteld de rechtbank nadere informatie te verschaffen over de Duitse inkomsten van hem en zijn partner in 2019 en de wijze waarop deze inkomsten al dan niet in de Duitse belastingheffing zijn betrokken.
Na de zitting heeft belanghebbende een nader stuk ingediend. De inspecteur heeft op dit stuk gereageerd en de door de rechtbank verzochte informatie aangeleverd. Na daartoe door de rechtbank in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft belanghebbende vervolgens op de nadere stukken van de inspecteur gereageerd.
De rechtbank heeft met toestemming van partijen een nadere zitting achterwege gelaten. De rechtbank heeft het onderzoek bij brief met dagtekening 3 mei 2024 gesloten en een uitspraak aangekondigd.