Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-05-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4162, BRE 22/4503

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-05-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4162, BRE 22/4503

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
10 mei 2024
Datum publicatie
21 juni 2024
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:4162
Zaaknummer
BRE 22/4503
Relevante informatie
Art. 224 Gemw

Inhoudsindicatie

Beroep tegen aanslag toeristenbelasting. Beroep gegrond.

Uitspraak

Zittingsplaats Middelburg

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 22/4503

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 mei 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] uit [plaats 1] , belanghebbende,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Veere, de heffingsambtenaar.

1 Inleiding

1.1.

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 1 september 2022.

1.2.

De heffingsambtenaar heeft aan belanghebbende over het jaar 2021 een aanslag toeristenbelasting van € 280 opgelegd met [aanslagnummer] .

1.3.

De heffingsambtenaar heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

De rechtbank heeft het beroep op 29 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen belanghebbende en [naam] namens de heffingsambtenaar.

2 Feiten

2.1.

Belanghebbende is eigenaar van [adres] en laat dit elk zomerseizoen plaatsen op het strand van [plaats 2] (gemeente Veere). Hij heeft dit huisje enkel voor eigen gebruik. Belanghebbende huurt jaarlijks een standplaats van [stichting] .

3 Beoordeling door de rechtbank

3.1.

De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar terecht aan belanghebbende een aanslag toeristenbelasting over het jaar 2021 heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die belanghebbende heeft aangevoerd, de beroepsgronden.

3.2.

Naar het oordeel van de rechtbank slaagt het beroep van belanghebbende en is de aanslag toeristenbelasting niet terecht opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Toetsingskader van de rechtbank

3.3.

Op grond van artikel 224 van de Gemeentewet kan een gemeente overgaan tot het heffen van belasting ter zake van het houden van verblijf binnen de gemeente door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

3.4.

De gemeente Veere heeft de regels omtrent de toeristenbelasting uitgewerkt in de Verordening toeristenbelasting 2021 (de Verordening). Op grond van artikel 2 van de Verordening wordt onder de naam ‘toeristenbelasting’ een directe belasting geheven voor het houden van verblijf met overnachting binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven.

3.5.

Op grond van artikel 3 (‘Belastingplicht’), eerste lid, van de Verordening is belastingplichtig degene die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf als bedoeld in artikel 2. Op grond van het tweede lid is de belastingplichtige bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2 van de Verordening. In het derde lid is opgenomen dat indien geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf, belastingplichtig is degene die verblijf houdt als bedoeld in artikel 2.

Standpunten van partijen

3.6.

Belanghebbende voert – kort samengevat – aan dat hij niet terecht is aangeslagen voor de toeristenbelasting omdat hij geen vergoeding betaalt voor het verblijf met overnachting en daarom niet belastingplichtig is. Ook stelt belanghebbende dat er in de Verordening niets is geregeld over toeristenbelasting in de huur aan [stichting] . Tot slot voert belanghebbende aan dat hij zelf geen gelegenheid tot verblijf tegen vergoeding biedt.

3.7.

De heffingsambtenaar voert aan dat de gemeente Veere op grond van de Gemeentewet een toeristenbelasting kan heffen. Belanghebbende is aangeslagen voor de toeristenbelasting omdat hij aangifte deed van 140 overnachtingen in het belastingjaar 2021. De heffingsambtenaar stelt dat belanghebbende belastingplichtig is voor de toeristenbelasting nu hij overnacht in zijn woning en hij voor de huur van de ondergrond betaalt. Artikel 2 van de Verordening toeristenbelasting 2021 geeft aan dat een directe belasting wordt geheven voor het houden van verblijf binnen de gemeente tegen een vergoeding in welke vorm dan ook door personen die niet als ingezetene met een adres in de gemeente in de basisregistratie personen zijn ingeschreven, aldus de heffingsambtenaar. Nu belanghebbende huur betaalt aan de stichting om op het strand de strandwoning te mogen plaatsen en erin te overnachten dient dit te worden gezien als “een vergoeding in welke vorm dan ook”. Daarmee is sprake van een vergoeding als bedoeld in artikel 2 van de Verordening.

3.8.

Belanghebbende betaalt elk jaar huur voor het plaatsen van zijn slaapstrandhuisje aan [stichting] . Daarmee biedt belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank zelf geen gelegenheid tot het houden van verblijf tegen betaling als bedoeld in artikel 2 van de Verordening. Op grond van artikel 3, derde lid, van de Verordening kan degene die verblijf houdt slechts worden aangemerkt als belastingplichtige voor de toeristenbelasting indien er geen persoon is aan te wijzen die gelegenheid biedt tot het houden van verblijf. Nu de verhuurder van de standplaats wel bekend is, namelijk [stichting] , valt belanghebbende naar het oordeel van de rechtbank niet aan te merken als belastingplichtige als bedoeld in de Verordening.

3.9.

Gezien het hiervoor overwogene is er geen grondslag om de aanslag toeristenbelasting aan belanghebbende op te leggen.

4 Conclusie en gevolgen