Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-06-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4244, BRE 23/641 en 23/990

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 20-06-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4244, BRE 23/641 en 23/990

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
20 juni 2024
Datum publicatie
24 juni 2024
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:4244
Zaaknummer
BRE 23/641 en 23/990
Relevante informatie
Art. 3.95 Wet IB 2001

Inhoudsindicatie

IB/PVV 2018, belanghebbende heeft recht op een aanvullende aftrek ten laste van het ROW-resultaat in verband met de gemaakte reiskosten, omdat belanghebbende aannemelijk heeft gemaakt dat hij geen onbelaste reiskostenvergoeding van zijn opdrachtgever heeft ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 23/641 en BRE 23/990

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar over de aan hem opgelegde aanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en Zorgverzekeringswet (Zvw) voor het jaar 2018 en de bij die aanslagen in rekening gebrachte belastingrente (de beschikkingen belastingrente).

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag IB/PVV 2018 opgelegd naar een verzamelinkomen van € 54.343 en daarbij een bedrag van € 31 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft aan belanghebbende een aanslag Zvw 2018 opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 8.9011 en daarbij een bedrag van € 3 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.3.

Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen de aanslagen IB/PVV en Zvw 2018. De inspecteur heeft het bezwaar tegen de aanslag IB/PVV 2018 gedeeltelijk gegrond verklaard en de aanslag verlaagd tot een aanslag berekend naar een verzamelinkomen van € 50.760. Het bezwaar tegen de aanslag Zvw 2018 heeft de inspecteur ongegrond verklaard.

1.4.

De rechtbank heeft de beroepen op 23 januari 2024 gelijktijdig op zitting behandeld. Belanghebbende en de inspecteur hebben aan de zitting deelgenomen. Namens de inspecteur zijn verschenen [inspecteur 1] en [inspecteur 2] .

1.5.

Nadat het onderzoek ter zitting is gesloten, heeft belanghebbende nadere stukken ingediend. De rechtbank heeft in deze stukken aanleiding gezien het onderzoek te heropenen en heeft de inspecteur de gelegenheid gegeven op de stukken te reageren. Dit heeft de inspecteur ook gedaan.

1.6.

Geen van de partijen hebben, binnen de door de rechtbank gestelde termijn, aangegeven gebruik te willen maken van hun recht om op een nadere zitting te worden gehoord. De rechtbank heeft daarom het onderzoek gesloten en een uitspraak aangekondigd.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten

Motivering

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep