Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-07-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4547, BRE - 22 _ 4903, 22 _ 4904 en 22 _ 6002

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 03-07-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4547, BRE - 22 _ 4903, 22 _ 4904 en 22 _ 6002

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
3 juli 2024
Datum publicatie
29 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:4547
Zaaknummer
BRE - 22 _ 4903, 22 _ 4904 en 22 _ 6002
Relevante informatie
Art. 3.124 Wet IB 2001, Art. 3.126 Wet IB 2001, Art. 14 Uitv besl IB 2001, Art. 26 IVBPR, Art. 56 VWEU

Inhoudsindicatie

IB/PVV 2017, 2018 en 2019. Aftrek premies AOV van een in Duitsland gevestigde verzekeringsmaatschappij.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 22/4903, 22/4904 en 22/6002

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende,

(gemachtigde: mr. J.V.J. Claessens),

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 9 september 2022 en 17 november 2022.

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende aanslagen en beschikkingen vastgesteld:

- over het jaar 2017 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 127.385 en gelijktijdig een beschikking waarbij € 377 belastingrente in rekening is gebracht;

- over het jaar 2018 een navorderingsaanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 71.385 en gelijktijdig een beschikking waarbij € 68 belastingrente in rekening is gebracht;

- voor het jaar 2019 een aanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.118 en gelijktijdig een beschikking waarbij € 40 belastingrente in rekening is gebracht.

1.2.

De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende bij uitspraken op bezwaar afgewezen. Gelijktijdig heeft de inspecteur de verzoeken van belanghebbende om een kostenvergoeding voor de bezwaarfase afgewezen.

1.3.

De rechtbank heeft de beroepen op 10 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende, de gemachtigde en namens de inspecteur mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .

Beoordeling door de rechtbank

Feiten

Motivering

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep