Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-07-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4725, BRE 23/3853
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-07-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4725, BRE 23/3853
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 11 juli 2024
- Datum publicatie
- 19 juli 2024
- Zaaknummer
- BRE 23/3853
- Relevante informatie
- Art. 16 AWR, Art. 27e AWR
Inhoudsindicatie
Belanghebbende heeft niet betwist dat zij in haar aangifte Vpb 2016 ten onrechte niet heeft afgerekend over haar stille reserves. De enkele omstandigheid dat de stille reserves (ten onrechte) al eerder bij een groepsvennootschap in de winst zijn begrepen kan er niet toe leiden dat een juridisch juiste heffing bij belanghebbende achterwege moet blijven. De navorderingsaanslag is daarom terecht opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is de vereiste aangifte niet gedaan zodat de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard. Belanghebbende heeft niet doen blijken dat de navorderingsaanslag, na de uitspraak op bezwaar, te hoog is. Van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel ten aanzien van de belastingrente is geen sprake. Het beroep is daarom ongegrond.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 23/3853
uitspraak van de meervoudige kamer van 11 juli 2024 in de zaak tussen
[belanghebbende]
, uit [plaats] , belanghebbende (ook te noemen: [belanghebbende] )
(gemachtigde: mr. D. Liem),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 16 juni 2023.
De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2016 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 1.385.540 (de navorderingsaanslag).
Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur € 115.204 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).
De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.
De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
Partijen hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn in afschrift verzonden aan de wederpartij.
De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende, mr. D. Kamerbeek en mr. F. van Agt en namens de inspecteur, drs. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en drs. [inspecteur 3] .
Het beroep van belanghebbende is gelijktijdig behandeld met de beroepen van [B.V. 1] ( [B.V. 1] ), [B.V. 2] ( [B.V. 2] ), [B.V. 3] ( [B.V. 3] ) en [B.V. 4] ( [B.V. 4] ).