Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-07-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4726, BRE 23/3854

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 11-07-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:4726, BRE 23/3854

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
11 juli 2024
Datum publicatie
19 juli 2024
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:4726
Zaaknummer
BRE 23/3854
Relevante informatie
Art. 16 AWR, Art. 27e AWR

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft niet betwist dat zij in haar aangifte Vpb 2016 ten onrechte niet heeft afgerekend over haar stille reserves. De enkele omstandigheid dat de stille reserves (ten onrechte) al eerder bij een groepsvennootschap in de winst zijn begrepen kan er niet toe leiden dat een juridisch juiste heffing bij belanghebbende achterwege moet blijven. De navorderingsaanslag is daarom terecht opgelegd. Naar het oordeel van de rechtbank is de vereiste aangifte niet gedaan zodat de bewijslast dient te worden omgekeerd en verzwaard. Belanghebbende heeft niet doen blijken dat de navorderingsaanslag, na de uitspraak op bezwaar, te hoog is. Van schending van het zorgvuldigheidsbeginsel ten aanzien van de belastingrente is geen sprake. Het beroep is daarom ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 23/3854

uitspraak van de meervoudige kamer van 11 juli 2024 in de zaak tussen

[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende (ook te noemen: PI)

(gemachtigde: mr. D. Liem),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 16 juni 2023.

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende over het jaar 2016 een navorderingsaanslag vennootschapsbelasting (Vpb) opgelegd naar een belastbaar bedrag van € 681.382 (de navorderingsaanslag).

1.2.

Gelijktijdig met de vaststelling van de navorderingsaanslag heeft de inspecteur € 54.914 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking).

1.3.

De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.4.

De inspecteur heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

1.5.

Partijen hebben nadere stukken ingediend. Deze zijn in afschrift verzonden aan de wederpartij.

1.6.

De rechtbank heeft het beroep op 30 mei 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende, mr. D. Kamerbeek en mr. F. van Agt en namens de inspecteur, drs. [inspecteur 1] , mr. [inspecteur 2] en drs. [inspecteur 3] .

Het beroep van belanghebbende is gelijktijdig behandeld met de beroepen van [B.V. 1] ( [B.V. 1] ), [B.V. 2] ( [B.V. 2] ), [B.V. 3] ( [B.V. 3] ) en [B.V. 4] ( [B.V. 4] ).

Beoordeling door de rechtbank

Feiten

Correctie

[belanghebbende]

Motivering

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep