Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-07-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:5208, BRE - 23 _85, 23 _ 86 en 23 _ 87
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 25-07-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:5208, BRE - 23 _85, 23 _ 86 en 23 _ 87
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 25 juli 2024
- Datum publicatie
- 9 augustus 2024
- Zaaknummer
- BRE - 23 _85, 23 _ 86 en 23 _ 87
- Relevante informatie
- Art. 3.6 Wet IB 2001, Art. 3.76 Wet IB 2001, Art. 3.79a Wet IB 2001, Art. 7.2 Wet IB 2001, Art. 6 Wfsv
Inhoudsindicatie
IB/PVV 2012, 2013 en 2014
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/85, 23/86 en 23/87
mr. [belanghebbende] , uit [plaats 1] (Duitsland), belanghebbende,
en
de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 26 januari 2023 en 9 juni 2023.
De inspecteur heeft aan belanghebbende de volgende aanslagen opgelegd en daarbij de volgende beschikkingen vastgesteld:
- voor het jaar 2012 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 23.143 (zaaknummer 23/85);
- voor het jaar 2013 een aanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 28.923 en gelijktijdig een beschikking waarbij € 92 belastingrente in rekening is gebracht (zaaknummer 23/86);
- voor het jaar 2014 een aanslag IB/PVV naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.674 en gelijktijdig een beschikking waarbij € 357 belastingrente in rekening is gebracht (zaaknummer 23/87).
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende tegen de aanslagen IB/PVV 2012, 2013 en 2014 en de bijbehorende belastingrentebeschikkingen gegrond verklaard. De inspecteur heeft de aanslagen IB/PVV 2012, 2013 en 2014 verminderd tot aanslagen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 22.906 (2012), € 28.686 (2013) en € 25.329 (2014). De inspecteur heeft de belastingrentebeschikkingen dienovereenkomstig verminderd. De inspecteur heeft geen kostenvergoeding voor de bezwaarfase toegekend.
De rechtbank heeft de beroepen op 10 april 2024, gelijktijdig met de beroepen van belanghebbende met zaaknummers 23/3533 en 23/3534, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur via een digitale beeldverbinding mr. [inspecteur 1] en [inspecteur 2] . Van hetgeen is besproken tijdens de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat reeds aan partijen is toegezonden.
De rechtbank heeft voor de onderhavige zaken het onderzoek ter zitting geschorst en bepaald dat deze zaken werden aangehouden, zodat belanghebbende de gelegenheid zou krijgen om een verklaring van zijn zoon met betrekking tot de door die zoon verrichte werkzaamheden, waarvoor belanghebbende jaarlijks een aftrek van € 1.335 heeft geclaimd, te overleggen.
De rechtbank heeft op 15 april 2024 aanvullende stukken van belanghebbende ontvangen. De inspecteur heeft op deze stukken gereageerd bij brief van 28 mei 2024. De rechtbank heeft het onderzoek bij brief van 13 juni 2024 gesloten en een uitspraak aangekondigd.