Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-08-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:5230, BRE 23-231 en 23-232
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 09-08-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:5230, BRE 23-231 en 23-232
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 9 augustus 2024
- Datum publicatie
- 21 augustus 2024
- Zaaknummer
- BRE 23-231 en 23-232
- Relevante informatie
- Art. 7, lid 1 Wet OB 1968, Art. 28b Wet OB 1968
Inhoudsindicatie
Omzetbelasting
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/231 en 23/232
[belanghebbende] , gevestigd te [plaats] , belanghebbende,
(gemachtigde: [naam 1] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 9 december 2022.
De inspecteur heeft aan belanghebbende naheffingsaanslagen omzetbelasting over de perioden 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 en 1 januari 2022 tot en met 31 maart 2022 opgelegd (tezamen: naheffingsaanslagen). Gelijktijdig met de naheffingsaanslag over de periode 1 januari 2021 tot en met 31 december 2021 is aan belanghebbende een belastingrentebeschikking gegeven (rentebeschikking).
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende [naam 2] , de gemachtigde en ter bijstand mr. F.G.P. van Bergen (beiden verbonden aan De Beer accountants en belastingadviseurs te Tilburg) en namens de inspecteur drs. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2] .
Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt waarvan een afschrift tegelijk met een afschrift van deze uitspraak aan partijen wordt gezonden.