Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-02-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:620, BRE 23/2366 en 23/2367
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 05-02-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:620, BRE 23/2366 en 23/2367
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 5 februari 2024
- Datum publicatie
- 20 februari 2024
- Zaaknummer
- BRE 23/2366 en 23/2367
- Relevante informatie
- Art. 3.8 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
Concernbijdrage.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/2366 en 23/2367
[belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 28 februari 2023.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 60.965 (de aanslag IB/PVV). Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 1.391 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking IB/PVV).
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2018 een aanslag inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een bijdrage-inkomen van € 48.876 (de aanslag IB/PVV)Gelijktijdig met de vaststelling van de aanslag heeft de inspecteur belanghebbende € 87 belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikking Zvw).
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard.
De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank heeft de beroepen op 11 januari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens belanghebbende de echtgenoot van belanghebbende, de gemachtigde en [naam] . Namens de inspecteur is verschenen mr. [inspecteur] .