Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-10-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:7126, BRE 23/9692 en 23/9693
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 21-10-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:7126, BRE 23/9692 en 23/9693
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 21 oktober 2024
- Datum publicatie
- 25 oktober 2024
- Zaaknummer
- BRE 23/9692 en 23/9693
- Relevante informatie
- Art. 8.11 Wet IB 2001
Inhoudsindicatie
De beroepen zijn niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van procesbelang. De rechtbank komt niet toe aan de inhoudelijke beoordeling van het geschil (kwalificatie van een kostenvergoeding die belanghebbende rechtstreeks heeft ontvangen van het Hof van Justitie van de Europese Unie).
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 23/9692 en 23/9693
[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende,
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 7 augustus 2023.
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2019 een aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 68.513 waarbij gelijktijdig € 3 belastingrente in rekening is gebracht (de belastingrentebeschikking).
De inspecteur heeft aan belanghebbende voor het jaar 2020 een aanslag IB/PVV opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 70.384.
De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende gedeeltelijk gegrond verklaard. De inspecteur heeft het bedrag aan toegekende arbeidskorting voor het jaar 2019 verhoogd tot € 1.173 en voor het jaar 2020 tot € 1.499. Ook is de in rekening gebrachte belastingrente voor het jaar 2019 verminderd tot € 1.
De rechtbank heeft de beroepen op 12 september 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbende en namens de inspecteur, mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2].