Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-10-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:7323, BRE 20/8064 en BRE 20/8066 tot en met BRE 20/8072
Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-10-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:7323, BRE 20/8064 en BRE 20/8066 tot en met BRE 20/8072
Gegevens
- Instantie
- Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Datum uitspraak
- 30 oktober 2024
- Datum publicatie
- 20 november 2024
- Zaaknummer
- BRE 20/8064 en BRE 20/8066 tot en met BRE 20/8072
- Relevante informatie
- Art. 2.14a Wet IB 2001, Art. 8:42 Awb, Art. 16 AWR, Art. 67e AWR, Art. 64 VWEU
Inhoudsindicatie
Op grond van artikel 2.14a van de Wet IB 2001 is het vermogen van de trust (APV) die vader heeft ingesteld voor een vierde deel aan belanghebbende, erfgenaam van vader, toegerekend. Volgens de rechtbank is belanghebbende door een renteloze lening in feite indirect begunstigde van de trust. Dat zij ‘excluded’ is als begunstigde doet daar niet aan af. Aan belanghebbende zijn voor alle jaren vergrijpboeten opgelegd: wegens het doen van onjuiste aangiften omdat belanghebbende de trustvraag in de aangiften niet had aangevinkt, en voor jaren dat zij geen aangiften indiende wegens het niet doen van aangiften waardoor te weinig belasting is geheven. Omdat de aangiften zijn ingediend door de deskundige adviseur acht de rechtbank niet aangetoond dat aan belanghebbende zelf (voorwaardelijke) opzet of grove schuld kan worden verweten. Voor zover geen aangiften zijn ingediend heeft de inspecteur niet aangetoond dat door het niet aangeven te weinig belasting is geheven. De vergrijpboeten worden vernietigd.
Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Zittingsplaats Breda
Belastingrecht
zaaknummers: BRE 20/8064 en BRE 20/8066 tot en met BRE 20/8072
[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,
(gemachtigde: [gemachtigde] ),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,
en