Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-10-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:7324, BRE 20/7693 tot en met BRE 20/7700

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 30-10-2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:7324, BRE 20/7693 tot en met BRE 20/7700

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
30 oktober 2024
Datum publicatie
20 november 2024
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2024:7324
Zaaknummer
BRE 20/7693 tot en met BRE 20/7700
Relevante informatie
Art. 2.14a Wet IB 2001, Art. 8:42 Awb, Art. 16 AWR, Art. 67e AWR, Art. 64 VWEU

Inhoudsindicatie

Op grond van artikel 2.14a van de Wet IB 2001 is het vermogen van de trust (APV) die vader heeft ingesteld voor een vierde deel aan belanghebbende, erfgenaam van vader, toegerekend. Volgens de rechtbank is belanghebbende door een renteloze lening in feite indirect begunstigde van de trust. Dat zij ‘excluded’ is als begunstigde doet daar niet aan af. Aan belanghebbende zijn voor alle jaren vergrijpboeten opgelegd: wegens het doen van onjuiste aangiften omdat belanghebbende de trustvraag in de aangiften niet had aangevinkt, en voor jaren dat zij geen aangiften indiende wegens het niet doen van aangiften waardoor te weinig belasting is geheven. Omdat de aangiften zijn ingediend door de deskundige adviseur acht de rechtbank niet aangetoond dat aan belanghebbende zelf (voorwaardelijke) opzet of grove schuld kan worden verweten. Voor zover geen aangiften zijn ingediend heeft de inspecteur niet aangetoond dat door het niet aangeven te weinig belasting is geheven. De vergrijpboeten worden vernietigd.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 20/7693 tot en met BRE 20/7700

[belanghebbende] , uit [plaats 1] , belanghebbende,

(gemachtigde: [gemachtigde] ),

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur,

en

de Staat (de Minister van Justitie en Veiligheid).

Inleiding

Beoordeling door de rechtbank

Feiten

Motivering

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep