Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-03-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:1338, 23/3906 en 23/3921

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 10-03-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:1338, 23/3906 en 23/3921

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
10 maart 2025
Datum publicatie
13 maart 2025
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:1338
Zaaknummer
23/3906 en 23/3921
Relevante informatie
Art. 16 AWR

Inhoudsindicatie

IB/PVV navorderingsaanslagen, nieuw feit

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 23/3906 en 23/3921

[belanghebbende], uit [plaats], belanghebbende

(gemachtigde: [gemachtigde]),

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 10 juli 2023.

1.1.

De inspecteur heeft aan belanghebbende voor de jaren 2017 en 2018 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van respectievelijk € 47.559 en € 37.913. Bij gelijktijdige beschikkingen is voor het jaar 2017 een bedrag van € 1.534 en voor het jaar 2018 een bedrag van € 1.081 aan belastingrente in rekening gebracht.

1.2.

Met dagtekening 25 november 2022 is de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2017 verminderd. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in de navorderingsaanslag bedraagt na vermindering € 34.941.

1.3.

Met dagtekening 25 november 2022 is de navorderingsaanslag IB/PVV voor het jaar 2018 verminderd. Het belastbaar inkomen uit sparen en beleggen in de navorderingsaanslag bedraagt na vermindering € 33.828.

1.4.

De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbende ongegrond verklaard. De inspecteur heeft daarbij de navorderingsaanslagen gehandhaafd.

1.5.

De inspecteur heeft op de beroepen gereageerd met verweerschriften.

1.6.

De rechtbank heeft de beroepen op 23 juli 2024 voor het eerst op zitting behandeld. Daarbij waren aanwezig, namens de inspecteur: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2]. Namens belanghebbende is niemand op deze zitting verschenen. Na afloop van de zitting is het onderzoek gesloten. Aan partijen is een proces-verbaal van de zitting verzonden.

1.7.

Op 8 augustus 2024 heeft de rechtbank het onderzoek in deze zaken heropend. De aanleiding daarvoor was dat de rechtbank heeft geconstateerd dat een brief van de rechtbank van 16 juli 2024 met een afwijzing van een uitstelverzoek van gemachtigde per abuis niet aan gemachtigde was verzonden.

1.8.

Belanghebbende heeft op 18 september 2024 aanvullende stukken ingediend.

1.9.

De rechtbank heeft de beroepen op 22 oktober 2024 voor een tweede keer op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van belanghebbende en ter bijstand van de gemachtigde [naam]. Namens de inspecteur hebben deelgenomen aan de zitting mr. [inspecteur 2], mr. [inspecteur 3] en mr. [inspecteur 1].

1.10.

De gemachtigde van belanghebbende is ter zitting in de gelegenheid gesteld om namens belanghebbende binnen 5 weken na de zitting nadere stukken in te dienen bij de rechtbank. Na afloop van de zitting is daarom het onderzoek in deze zaken geschorst.

1.11.

Omdat de gemachtigde van belanghebbende niet binnen de daartoe gestelde termijn nadere stukken bij de rechtbank heeft ingediend, heeft de rechtbank op 4 december 2024 het onderzoek gesloten en een uitspraak aangekondigd binnen zes weken.

1.12.

De gemachtigde van belanghebbende heeft op 9 december 2024 bij de rechtbank nadere stukken ingediend. Deze stukken hebben de rechtbank geen aanleiding gegeven het onderzoek te heropenen. In het vervolg van deze uitspraak zal de rechtbank nader toelichten waarom zij niet tot heropening van het onderzoek overgaat.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten

Motivering

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep