Home

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-03-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:1518, 24/3630

Rechtbank Zeeland-West-Brabant, 14-03-2025, ECLI:NL:RBZWB:2025:1518, 24/3630

Gegevens

Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Datum uitspraak
14 maart 2025
Datum publicatie
21 maart 2025
ECLI
ECLI:NL:RBZWB:2025:1518
Zaaknummer
24/3630
Relevante informatie
Art. 16 AWR

Inhoudsindicatie

(navorderings)aanslagen IB/PVV man en vrouw. Belanghebbenden zijn eigenaar van een pand waarvan op de benedenverdieping de onderneming van belanghebbenden wordt uitgeoefend, zijnde een restaurant. Op de bovenverdieping van het pand zijn appartementen gevestigd die worden verhuurd aan derden. De rechtbank overweegt dat uit jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat voor de vraag of het restaurantgedeelte van het pand apart moet worden geëtiketteerd en tot het verplichte ondernemingsvermogen behoort, van belang is of dit gedeelte van het pand zelfstandig rendabel te maken is. Daarvoor is niet noodzakelijk dat sprake is van een juridisch splitsbaar pand. De rechtbank is van oordeel dat het restaurantgedeelte van het pand zelfstandig rendabel te maken is en dat de inspecteur het derhalve terecht als verplicht ondernemingsvermogen heeft aangemerkt.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummers: BRE 24/3630 en 24/5650 tot en met 24/5653

[belanghebbende 1] (de man), en

[belanghebbende 2] (de vrouw)

beiden uit [plaats], belanghebbenden

(gemachtigde: mr. W.M.P.M. Roemen),

en

de inspecteur van de belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van belanghebbenden tegen de uitspraken op bezwaar van de inspecteur van 23 februari 2024 en 11 juni 2024.

1.1.

De inspecteur heeft aan de man voor het jaar 2018 navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen (IB/PVV) en inkomensafhankelijke bijdrage zorgverzekeringswet (Zvw) opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 20.811 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 2.796 respectievelijk een bijdrage-inkomen van € 23.682. Voor het jaar 2019 heeft de inspecteur een aanslag IB/PVV aan de man opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 16.942 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 16.389.

1.2.

De inspecteur heeft aan de vrouw voor het jaar 2018 navorderingsaanslagen IB/PVV en Zvw opgelegd naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 33.412 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 10.982 respectievelijk een bijdrage-inkomen van € 20.490.

1.3.

Gelijktijdig met de vaststelling van de (navorderings)aanslagen heeft de inspecteur belanghebbenden belastingrente in rekening gebracht (de belastingrentebeschikkingen).

1.4.

De inspecteur heeft de bezwaren van belanghebbenden ongegrond verklaard.

1.5.

De rechtbank heeft de beroepen op 31 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: belanghebbenden en diens gemachtigde. Namens de inspecteur hebben aan de zitting deelgenomen: mr. [inspecteur 1], drs. [inspecteur 2] en mr. [inspecteur 3]. Als toehoorder van belanghebbenden was hun zoon [naam 1] aanwezig. Als toehoorder van de inspecteur was [naam 2] bij de zitting aanwezig.

Beoordeling door de rechtbank

Feiten

Motivering

Conclusie en gevolgen

Beslissing

Informatie over hoger beroep